Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 11: De Grote Samenkomst
12
Het eerste ogenblik was Elvin alleen maar verbijsterd. Een gevecht tussen
Grijpvogels en Zeeridders... en... floorn?! Floorn die zich op andere levende
wezens stortten om ze te verwonden? Afschrikwekkend werden voor zijn geestesoog
de beelden die de groenling opriep. Toen sprong hij overeind.
`We moeten... we moeten ze tegenhouden! Niet de Griffioenen - de Floorn. Wapentuig
keert zich tegen ons, als wij vechten zijn we verloren!’ Hij rende naar buiten. Het
was meteen duidelijk waar de strijd zich afspeelde. Hoog boven de glooiende vlakte
verhieven zich de Grijpvogels, uit hun adelaarskelen klonken vervaarlijke kreten,
rauw en moorddadig. Een enkele zwenkte weg met een mens, of de overblijfselen van
een mens, in de klauwen. Andere stortten, met vlammen in het verenpak rond hun nek,
krijsend ter aarde. Rookwolken stegen op uit het tentenkamp van de Zeeridders,
blakerend heet was de lucht. Een zeegroene banier verkoolde aan zijn standaard,
twee ridders hakten met hun kromzwaarden brullend op een al ontzielde griffioen
in. Elvin waagde zich zo dichtbij als hij durfde, hurkte toen neer tussen een
paar jonge vlierstruiken. Het duurde even, vreemd genoeg, voordat hij de floorn
ontwaarde. Ze hadden zich meester gemaakt van de grote ronde tent van Sibold de
Zeewolf, vanwaar ze verschanst tussen de losgeraakte flappen hun spiezen wierpen. Elke
zeeridder die zich te dicht in de buurt waagde, werd bliksemsnel aan een
tevoorschijn schietende drietand geregen. Elvin werd misselijk bij de aanblik,
maar toch verliet hij zijn dekking en rende op de tent af.
`Niet doen, hou op!’ gilde hij. `Wij vechten niet, wij vechten niet!’ Voor hij
was uitgesproken, schoot een spichtige arm tevoorschijn en greep hem beet. Hij
werd naar binnen getrokken. Het rook akelig in de schemerige tent, naar bloeddorst
en moordzucht. Enkele floorn draaiden zich even naar hem om, maar de meeste gingen
gewoon door met hun griezelig vermaak.
`Hou je stil, Elvin. Doe met ons mee of anders bind ik je vast.’ Het was de stem van
Jaldin. Verwezen staarde Elvin hem aan. Vastbinden? Een floorn een floorn? Ontredderd
zweeg Elvin inderdaad en keek als verlamd toe hoe zijn soortgenoten tekeergingen.
Sommige slaakten zelfs strijdkreten. Hoe was het mogelijk dat de wapens niet
verzengden in hun handen, zoals jonge floorntjes altijd werd voorgehouden? Was
dat dan maar een mythe?
Een veelkelig gegrom als van aanrollende donder kondigde de komst van woedende
aardmannen aan; even later hadden ze zich met hun vuisten als mokers in de strijd
geworpen, aan de zijde van de zeeridders. Maar plotseling stoof midden door
het krijgsgewoel een verschrikkelijk gedrocht, wolken uit de neusgaten en vanonder
de staart. Elvin herkende het na de eerste schrik als het voertuig van de
Ziener. Met een wolk van stoom stootte het een geloei uit als van een kudde
angstige koeien. Onmiddellijk bedaarde het strijdrumoer. De vechtenden maakten
zich los en keken verwezen toe hoe het bakbeest vaart meerderde en zich aan de
andere kant van het kamp van de grond verhief... de lucht in schoot en met zijn
geloei de woedend duikende en happende grijpvogels verjoeg. De mechanische vleugels
flapperden en piepten, en Elvin verwachtte ieder moment het gevaarte naar omlaag
te zien kieperen...
Midden boven het zeeridderkamp begon het monster rond te cirkelen. De stoom
veranderde van kleur, werd purper, toen paars, toen violet. In die helse
dampen verhief zich een reusachtige gestalte. Het was de Ziener, maar vele
malen groter dan Elvin hem kende. Met daverende stem riep hij naar beneden,
en het schalde tot ver over de vlakte: `Dwazen! Weet ge niet dat in Sol op
dit moment over uw lot wordt beslist? Spoed u derwaarts als ge niet wilt dat
Aza van Karmel zich meester maakt van ál uw grondgebieden, en ál uw voorrechten
vertrappelt! Haast u! Want de Grote Samenkomst loopt ten einde en wat u heden
niet weet te redden, is voor altijd verloren!’
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |