Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 2: Het huis van de ziener
12
'Dat steentje in je laars', zei
Taris. 'Het geeft licht. Het schijnt door alles heen.'
Geschrokken keek Elvin naar zijn kuit, naar de plek waar het steentje van de
Ziener in zijn been prikte. Maar hij zag niets, behalve de donkere vlekken
waar het leer doorweekt was. Hij keek Taris verbaasd aan.
'O misschien zie jij het niet', zei Taris met een lachje. 'Dat gebeurt me
wel vaker. Ik zie soms dingen die anderen ontgaan. Maar het geeft werkelijk
licht; het straalt met een heldergroene gloed.'
Elvin ging op de grond zitten - de natte bovenlaag van het zand gleed opzij
en maakte plaats voor een nog droge kuil. Taris bood hem zijn veldfles aan,
en Elvin dronk automatisch, ook al liep de regen in stromen langs zijn
gezicht. Opeens besefte hij dat Taris niet meer zo simpel praatte als bij
hun eerste ontmoeting. Hij had zich wel héél erg makkelijk om de tuin laten
leiden!
'Waarom heb je de anderen niet geroepen?' vroeg hij.
De dienaar van de koning schokschouderde.
'Ik ben degene die je verder moet begeleiden', zei hij. 'Ze zullen
het wel begrijpen als ik niet terugkom.'
'Jij?' riep Elvin verbijsterd uit. 'Jij bent de paladijn van de koning,
zijn speciale gezant?!'
Taris maakte een grappig bedoelde buiging.
'Taris van Sterre, Heer van Orion, om u te dienen.' Zijn smalle gezicht zag er
plotseling heel intelligent uit.
Elvin schudde langzaam zijn hoofd. Misschien had de Ziener gelijk, en
was hij niet bijster bij de pinken.
Twee sneeuwwitte vogeltjes, de enige die zich in dit regengeweld
lieten zien, kwamen aanvliegen van de bosrand en streken boven hun
hoofden in de toppen van het jeneverbosje neer.
Elvin haalde het steentje uit zijn laars. Het was niet langer een blauwe
halfedelsteen, maar een doorzichtig stukje bergkristal. En als hij Taris
mocht geloven, gaf het een heldergroen licht.
'Naar het noorden dus', zei hij, om tenminste voor zichzelf de illusie
te hebben dat hij het was die de beslissing nam.
'Naar het noorden', knikte Taris. 'En ik denk, Elvin van Nedergast,
dat je er geen spijt van zult hebben dat ik bij je ben. En roep nu je paard maar.'
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |