Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 3: De ster in het noorden
1
Taris bleek een onderhoudende metgezel. Nu hij
eenmaal zijn masker had afgelegd, liet hij Elvin vrijelijk meegenieten van zijn kennis
van de Noordlanden. Op zijn beurt was hij geïnteresseerd in de filosofische inzichten
die de floorn bij zijn studies had opgedaan, zodat de dag vergleed onder aangename kout.
'Het komt me voor, meester Nedergast', zei Taris op een gegeven moment, 'dat je verblijf
in de Toren der Kennis je vooral encyclopedische wetenswaardigheden heeft verschaft. Vergeef
me, ik ben geen geleerde, maar je schijnt geen echte wijsheid te hebben opgedaan.'
Elvin klemde even zijn kiezen op elkaar en keek op naar de fladderende vogeltjes, om zijn
zelfbeheersing te bewaren.
'Ik ben immers een muilezel’, zei hij toen luchtig. `Niet al te intelligent, maar goedhartig.'
Taris lachte en schudde zijn hoofd. Nu hij niet meer onder zijn bentgenoten was, leek zijn
wellevendheid teruggekeerd.
'En koppig, niet? Ik meen dat de Ziener dat ook zei. In dat opzicht had hij gelijk; je
zou ons een heleboel ellende bespaard hebben als je gewoon had meegewerkt. Maar troost
je: de Ziener weet ook niet alles. Muilezel lijkt me geen toepasselijke benaming voor je.'
'Is hij...' Elvin vroeg zich af of het verstandig was zijn vraag af te maken. Vragen
verrieden vaak veel over iemands gedachten. Toen besloot hij het risico te nemen. `Is hij
een lid van jouw volk?’
'Men zegt het', zei Taris. 'Mijn volk heeft veel magiërs voortgebracht. Maar ik
ken zijn echte naam niet, en als hij een kind van mijn volk was, is dat lang
voor mijn tijd geweest. Je weet dat magiërs hun leven met een factor zeven verlengen
op het moment dat ze toetreden tot hun gilde... Pas op!’ voegde hij er plotseling
aan toe.
Meteen keek Elvin om. Hij was er nog steeds niet zeker van dat ze niet
gevolgd werden door de dienaren van de koning. Daardoor merkte hij het ravijn dat
zich opende voor Flux’ hoeven niet op... De merrie stokte ineens en bleef staan,
en Elvin vloog tussen haar oren door... en viel. Takken schampten langs zijn oren
en schramden zijn wangen. Een mengeling van groen en zwart flitste langs zijn
ogen. En toen egaal blauw onder hem, en een glinsterend blauw boven hem...
nee! De glinstering was beneden! Hij moest zich omdraaien anders zou hij ruggelings
in het water storten.
Net op tijd draaide hij zich om in de lucht, als een kat
in zijn val, en stak zijn handen vooruit. Zijn palmen kletsten op het water,
dat brak en zich boven zijn hoofd sloot. Voeten en voeten zonk Elvin naar de
diepte. Zijn longen leken te barsten. Toen voelde hij grond, hij zette zich af,
maakte zich licht en schoot omhoog. Met zó'n vaart, dat hij een halve voet boven
het wateroppervlak uitvloog voor hij terugviel en zich met peddelende handen en
voeten kon laten drijven.
Van heel hoog klonk de stem van Taris: `Niet drinken! Geen druppel! Lik zelfs
je lippen niet af!’
Het was een vreemde waarschuwing. Het water was helder en van een aangename
koelheid, maar niet koud. Nu hij de rust had om te kijken, kon hij tot op
de zanderige bodem zien, die glom van het feeëngoud. Wilgen met hangende
takken stonden vredig aan de oevers. De steile helling van het ravijn was
aan het gezicht onttrokken door rustgevend groen... Elvin had dorst. Taris
was goedbeschouwd een vijand. Hij zou eens lekker drinken voor hij de gevaarlijke
klim naar boven zou aanvaarden...
'Niet doen!' riep Taris. 'Je ligt in het Ven van Vergetelheid!'
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |