Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 2: Het huis van de ziener
11
Daarna knakte zijn hoofd naar opzij, een
straaltje rood vocht vloeide uit zijn mondhoek en sijpelde langs zijn kin.
Het moest de dienaren wel wat waard zijn om hem in leven te houden, dacht Elvin. Als
hij het goed begrepen had, was hun de een of andere beloning in het vooruitzicht gesteld.
Taris stond op en liep met grote sprongen de heuvel af, in de richting van de niet bestaande
beek. Hij ging zijn paard voorbij, dieper het dal in, waar de bomen dicht opeen
groeiden. Elvin wachtte nog heel even, toen klauterde hij zachtjes op zijn paard en
gaf haar een tik op de achterhand. 'Lopen Flux, loop zo snel als je kunt!' fluisterde
hij haar toe.
Sneller dan de bergstromen, sneller dan de wind flitste de witte merrie tussen
de bosjes en struiken door, evenwijdig aan de top van de helling, totdat ze uit Taris'
gezichtsveld verdwenen waren. Aan de andere kant van de heuvel lag weer een kleine
heidevlakte. Flux draafde op Elvins aanwijzing naar beneden, stak de vlakte over en
verdween opnieuw tussen de bomen. Elvin lag plat op haar rug, hij drukte zijn gezicht
tegen haar hals om niet door de zwiepende takken geraakt te worden. Flux' gang was
onregelmatig, door de vele hobbels en kuilen die ze op haar pad vond; soms moest ze
over een omgevallen boom springen of plotseling uitwijken voor een onneembare
hindernis. Maar ze scheen te begrijpen dat ze haar vaart geen moment mocht inhouden.
Elvin kon niet horen of hij achtervolgd werd; het breken van takken en het kloppen van
de hoeven van zijn merrie overstemden elk ander geluid. Weer kwam er een eind aan
het bos; ze bereikten nu een zandverstuiving, bestaande uit een smal zanderig dal omgeven
door hoge zandheuvels. Nu pas merkte Elvin dat de lucht betrokken was, zware
voorjaarswolken pakten zich samen en maakten zich op om zich leeg te storten over
het land. Het mulle zand gleed weg onder Flux' voeten, het galopperen viel haar
zwaar, hoewel ze het probeerde. Ze hijgde nu zwaar en haar hals en borst waren
bezweet. Van het ene moment op het andere stortregende het, en Elvins haren plakten
in slierten voor zijn ogen. Gele modder liep in stromen van Flux' flanken. Elvin
liet zijn paard langzamer gaan en zocht het landschap af naar een schuilplaats,
waar ze veilig zouden zijn voor de regen én de ogen van de dienaren van de koning.
Het dal werd afgesloten door een groepje jeneverbesbomen. Elvin vroeg zijn paard
verder te galopperen, naar de bosrand, want haar hoeven lieten een spoor van kuilen
na in het zand. Zelf wrong hij zich tussen de jeneverbesboompjes door. In het midden,
waar amper ruimte was om zich te keren, bleef hij hijgend staan.
Het bloed klopte in Elvins oren, het was lang geleden dat hij zich zó lichamelijk
had ingespannen. Daarom dacht hij eerst dat het zijn eigen bloed was dat hij
hoorde. In het mulle zand werd het getrappel van hoeven zó gesmoord, dat hij pas
wist dat Taris hem had ingehaald toen hij zijn nabijheid voelde.
En daarna kwam zijn stem: 'Kom er maar uit, Elvin Nedergast. Ik weet dat je
daar bent. Je hoeft niet bang te zijn. Ik doe je geen kwaad.'
De jeneverbesbomen stonden zo dicht op elkaar, dat Elvin niet uit het bosje
zou kunnen kruipen zonder dat Taris hem zou opwachten. Het was vreemd dat
die alleen was - waarom had hij de andere dienaren van de koning niet
gealarmeerd? Elvin maakte zich los uit de omhelzing van de boompjes en
trad hem tegemoet.
'Rozebottels van vorig jaar vormen een armzalige nabootsing van bloed', zei
Taris met een lachje. `Maar ik moet toegeven dat je me even te pakken had.'
Elvin haalde zijn schouders op. Bang was hij niet.
'Maar hoe heb je me hier kunnen vinden?' vroeg hij.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |