Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 2: Het huis van de ziener
10
Het verdrijven van de onschadelijke floorn
van de Toren was dus een onkarakteristieke daad, waarvoor een onkarakteristiek motief
moest bestaan.
Oswels mogelijke motief was dus duister. Tenzij de Floorn een macht bezaten waarvan
Elvin zich onbewust was, maar waarvan de koning de waarde besefte.
Wat was de macht van de Floorn? Op het wereldlijk vlak: geen enkele. Ze koesterden
kennis en bejoegen wijsheid, maar hun soort kennis was niet die waarmee de
Sagaren torens en werkplaatsen konden bouwen, waarmee ze markten openden en
veroverden en hun rijkdommen vergaarden.
Hij werd uit zijn gedachtengang opgeschrikt door het zachte geluid van
paardenhoeven op mos. Flux hief haar hoofd en wilde snuiven, maar Elvin beduidde
haar met zijn hand op haar neus dat ze dat beter niet kon doen. Zelf hurkte hij
neer en gluurde tussen de laagste sparrentakken door naar de voet van de heuvel.
Het was Taris, die daar aan kwam, met zijn paard aan de teugel en zijn hoofd naar
de grond gericht. Hij was al voorbij de plek waar Elvin en Flux de helling op
waren gegaan, en sporen zou hij daar niet meer vinden. Dat feit leek plotseling
tot Taris door te dringen, want hij hief zijn hoofd met een ruk en keek naar
boven. Elvin wist niet zeker of hij het zich verbeeldde, maar hij dacht Taris'
neusvleugels te zien bewegen, alsof hij snuffelde. Hij had wel eens gelezen
dat de mensen uit het noorden de reukzin van wolven hadden; dat hij dat wist,
maakte het waarschijnlijker dat hij het zich nu verbeeldde.
Wat niet wegnam dat Taris de teugels achter zijn stijgbeugel vastmaakte en
zachtjes de heuvel begon te beklimmen.
Elvin dacht na. Als hij wachtte, zou Taris hem vinden. Als hij op Flux' rug zou
springen, zou hij moeilijk weg kunnen komen tussen de begroeiing van de
heuvelwand. Daar stond tegenover dat hij een voorsprong zou hebben omdat
Taris terug zou moeten rennen naar zijn paard. Maar zelfs dan zou het
een kleine voorsprong zijn, en er waren nóg negen dienaren van de koning
in de buurt.
De andere mogelijkheid was Taris op te wachten en hem snel en geruisloos
onschadelijk te maken.
De Floorn veroordeelden geweld, en droegen geen wapens. Ze waren niet bedreven
in vechtkunsten of strijdtactieken. In een directe confrontatie zou Elvin,
hoe groot het verrassingselement ook was, het onderspit delven. En zó groot
kon de verrassing niet zijn: Taris wist of vermoedde waar hij zich verborgen
hield.
De man in het blauw was nu nog enkele passen van het sparrenbosje verwijderd. Elvin
moest nu tot een besluit komen. In een opwelling griste hij enkele rozebottels
van de struik waaraan Flux had staan knabbelen, kauwde ze fijn, spuugde ze
in zijn handpalm en besmeurde zijn gezicht ermee. Geruisloos ging hij liggen,
kreunend alsof hij stervende was.
Taris had nu het bosje bereikt en liep eromheen.
'Help me', hijgde Elvin.
Taris hurkte neer, een bezorgde uitdrukking op zijn smalle gezicht.
Elvin greep naar zijn hoofd - rozebottelsap leek niet heel erg op bloed.
'Water', hijgde hij, en liet zijn hoofd achterovervallen. Taris kwam overeind
en keek om zich heen. Hij had een goed hart, ook al was hij een mens,
een verrader en nog dom bovendien. Elvin sloot zijn ogen en deed
alsof hij volkomen uitgeput was. Vaag gebaarde hij met zijn arm
in de richting van het dal.
'De beek', zei hij - wetend dat er daar beneden geen beek stroomde.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |