Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 8: Een opdracht voor Taris
10
‘Ik vergeet niets’, zei Taris ongewoon
kortaf. ‘Jij bent degene met het gebrekkige geheugen...’
Elvin richtte zich pijnlijk getroffen op. Die woorden bewezen dat Taris
in zijn dubbelganger de ware Elvin zag. Maar toen hij sprak, vroeg hij
iets onschuldigs: ‘Mag ik nog een beetje van dat drankje?’
Galdin gaf hem te drinken uit de kom van berkenschors. En Taris haalde een
buidel onder zijn kleren vandaan waaruit hij een stukje zwarte wortel haalde.
‘Kauw hier maar eens op. Het is een wondermiddeltje uit het Verre Zuiden, mijn
moeder heeft het me gegeven om bij me te dragen voor in noodgeval. Maar misschien
is dit een noodgeval.’ Hij rook eraan, peuterde er een klein stukje af en gaf dat
aan Elvin, die het in zijn mond stak. Het brandde op zijn tong, maar zodra hij
erop begon te kauwen, verdween die scherpe smaak en kwam er een zoetzure voor in
de plaats. Een weldadige warmte verspreidde zich door zijn mond, zijn keel, zijn
borst, en ten slotte door zijn hele lichaam.
‘En?’ vroeg Taris nieuwsgierig.
‘Je moeder is een wijze vrouw’, zei Elvin gelukzalig. ‘Met elke ademtocht
keren mijn krachten terug. Pas maar goed op dat kleine stukje wortel - misschien
kun je er nog eens een leven mee redden dat meer waard is dan het mijne.’ Hij
haalde diep adem en begon: ‘Taris, je hecht misschien weinig belang aan mijn woorden.
Maar ik weet iets dat je van je besluiteloosheid kan afhelpen. Het is niet koning
Oswel die achter Aza aankwam. Het waren zijn krijgslieden, een tiental of een
dozijn misschien. Een van hen was een boodschapper - maar daarover later. Hoe dan
ook, ze zijn dood. Ze liggen onthoofd in een grot, en als je wilt kan ik je
vertellen waar de spleet is waar ze in zijn gegooid. Het spijt me meer dan ik kan
zeggen, maar een van hen is Windar.’
‘Hij bazelt weer’, zei Galdin. ‘Misschien stijgt mijn kruidendrankje hem naar
het hoofd.’
Taris keek van de een naar de ander.
‘Ik weet niet wie van jullie ik moet geloven’, zei hij, ‘maar ik moet zeggen dat
het erg ongeloofwaardig klinkt wat je daar zegt. Onthoofd? Door wie dan? We
zijn niemand tegengekomen op de weg door de bergen.’
‘Ontbrak er dan niemand aan Aza’s gezelschap?’ vroeg Elvin.
‘Ja, twee wapenknechten, maar...’
‘Dan waren er dus toch anderen op pad, niet waar?’
‘Maar... het is niet logisch’, wierp Taris tegen. ‘Waarom zouden Aza’s mannen
een delegatie van haar toekomstige gemaal vermoorden?’
‘Dat zeg ik, hij bazelt.’ Galdin sprong overeind. ‘Kom, het wordt laat. Als
we de vlakte nog willen bereiken voor het donker wordt...’
‘Mijn weg voert bergop’, zei Taris. ‘Maar jullie kunnen je eigen weg kiezen.’ Hij
aarzelde en keek Elvin aan. ‘Windar?’ vroeg hij toen. ‘Herkende je hem dan?’
‘Soms komt er plotseling een herinnering terug’, zei Elvin.
Taris wendde zich tot Galdin.
‘En jij? Weet jij nog wie het was?’
‘Natuurlijk’, zei de schijngestalte luchtig. ‘De aanvoerder van de krijgslieden
die mij naar de grens moesten brengen. Hij wilde dolgraag zelf de beloning
opstrijken, maar hij wilde niet naar het huis van de Ziener. Jij verraadde de
anderen en jullie namen mij mee, tot woede van Windar, die de kwaadste niet
is. Die anderen waren een stelletje grove kinkels, niet?’
Taris schudde langzaam zijn hoofd en vroeg: ‘En waar vind jíj dat we heen
moeten gaan?’ Hij keek Elvin aan.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |