Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 9: Een opdracht voor Taris
9
Galdin lachte en begon plotseling
te zingen: ‘Floorn flemen en kussen, feeën vleien en sussen, mussen maken mussen,
maar mensen werpen lussen! Ja’, voegde hij eraan toe, ‘tegen een Lus van Vrouwe
Aza kan zelfs de toverij van de Ziener niet op. Was het niet zo, Taris?’ Alweer
het goede antwoord, of tenminste bijna. Elvin werd er wanhopig van.
‘Ja, we moeten overleggen’, zei Taris. ‘Maar dan wel met ons drieën. Het
ziet ernaar uit dat we voorlopig tot elkaar veroordeeld zijn.’
‘Waarheen was je op weg?’ vroeg Elvin.
‘Daar is hij dol op, op waarheen-vragen’, zei Galdin. ‘ Hij wil almaar weten
waarheen en waarvandaan. Wat zou dat toch zijn met die schijngestalten?’
‘Mijn deelname aan het gezantschap was overbodig geworden’, zei Taris, ‘nu
Aza binnenkort een koning in haar gevolg zal hebben.’ Dat verklaarde tenminste
waarom Taris niet meer gevangen zat in een Lus.
‘Maar legt jouw woord als heer van Orion dan niet ook gewicht in de schaal
bij koning Solaris?’ vroeg Elvin. Het spreken kostte hem nog steeds veel
kracht, maar hij merkte dat Galdins drankje begon te werken. ‘En verwacht Aza
de koning dan al zo snel?’ Hij aarzelde. Moest hij Taris vertellen van de brief
die hij onder zijn kleren droeg? Nog niet, besloot hij. Als hij het nu deed,
was Galdin ook op de hoogte, en hij wist niet goed wat hij aan de veranderlijke
schijngestalte had. Die scheen er heel eigen bedoelingen op na te houden, waar
Elvin vooralsnog niets van snapte.
‘Boven in de bergen hebben we een stofwolk zien naderen door de heuvels aan de
Sagaarse kant. Een flinke troep ruiters, en ze reden snel. Aza leidde daaruit
af dat koning Oswel onderweg was om zich bij haar te voegen’, antwoordde Taris.
Had Aza dat werkelijk gedacht? Maar waarom had ze dan opdracht gegeven hen te
vermoorden? Of hadden Brak en Durk dat op eigen houtje gedaan? Het
waarschijnlijkste was dat die twee opdracht hadden gekregen uit te zoeken wie de
achtervolgers waren en wat ze van zins waren, met de volmacht te handelen naar
bevind van zaken. En aangezien Brak en Durk nu terug naar de pas waren, naar
ze meenden achter krijgslieden aan die het op Lavendel hadden voorzien, wist
Aza nog niets van de brief die ze hadden onderschept. De brief waarin haar
aanstaande bruidegom zijn vertrouweling opdracht had gegeven haar te bespioneren...
Terwijl de andere twee bespraken wat er nu moest gebeuren, gebruikte Elvin de
tijd die hij nodig had om weer op adem te komen om zijn gedachten te verzamelen. Taris
was niet meer gebonden aan Vrouwe Aza; hij was vrij om te gaan en staan waar hij
wilde. Ook Elvin was dus nu van haar afschuwwekkende gezelschap verlost. Maar zodra
hij Taris de brief zou geven, zou deze zich onverwijld opnieuw bij het gezantschap
willen voegen, om aan de opdracht van zijn gebieder te kunnen voldoen.
Taris was van plan geweest zich bij Oswel de Eerste te voegen - als hij het inderdaad
was die door de bergen naderde. Elvin wist dat zulks niet het geval was, maar zweeg
nog. De vraag was trouwens of Taris hem zou geloven; hij scheen met Galdin volkomen
op zijn gemak en helde er misschien naar over te denken dat hij Elvin was. De
schijngestalte trachtte Taris over te halen naar het westen, naar Orion te reizen.
‘Ach’, zei Taris, ‘dat komt later wel weer eens. Mijn plicht ligt aan de zijde van
Oswel, wie ik veel verschuldigd ben. In Orion is niets dat... me roept.’ De woorden
schenen hem moeite te kosten.
‘Vergeet je niet iets?’ vroeg Galdin met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Een ster,
een stralend licht?’
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |