Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 17: Onvoorzien heul
7
Onherkenbaar doods spreidde het land zich
onder hen uit. Dit moest Saga zijn, maar het was een ander Saga dan Elvin zich
herinnerde. Her en der in de heuvels, waarop de akkers braak lagen, stegen rookpluimen
langzaam op uit smeulende puinhopen, die vermoedelijk eens dorpen waren geweest. Spookachtig
stak het silhouet van een geblakerde ruïne af tegen de bleke hemel in het zuiden. Meer
naar het oosten verhulden donkere rookwolken de horizon. Een bosbrand, dacht Elvin. Vragend
keek hij Grijn aan.
`De ertssmelterijen’, zei Grijn. `Sinds er ijzergroeven zijn ontsloten in het
Sluiergebergte, is het aan deze kant van de Pikini’s met onze rust gedaan. De koning
blíjft maar bouwen, blíjft maar werklieden sturen. Niet al te fijnzinnig volk, afkomstig
uit alle windstreken. En die worden bewaakt door huursoldaten, vooral onbehouwen
kerels uit Karmel. Ik geloof niet dat de goede Oswel doorheeft dat het zijn koningin
wel goed uitkomt dat ze op deze manier al haar eigen mensen binnen de grenzen kan
halen.’
`Ik herken het helemaal niet!’ zei Elvin ontzet.
`Hoe zou je ook, na drie jaar oorlog’, zei Grijn.
`Drie jaar!’
`Duizend dagen lang hebben mijn broer naar jullie uitgekeken boven de
Troosteloze Toppen. Dat Gris die juffertjes uiteindelijk vond, was te
danken aan het feit dat hij snakte naar een maaltje vis. Ik had eerlijk
gezegd de moed wel zo’n beetje opgegeven. Wie had ook kunnen denken dat
jullie meer dan drie zonsomlopen nodig zouden hebben voor je wandelingetje
door de Onderwereld.’
`Drie jaar! Is er oorlog gekomen?’
`Gekomen en nooit meer weggegaan. Zijn hoed op de spijker gehangen en zijn
laarzen op tafel gelegd, om met de Mensen te spreken. De hele Bewoonde
Wereld is erbij betrokken. Grijn en ik hebben duizenden lijken op de slagvelden
zien liggen. De gieren verpesten het hele zwerk met hun aaseterslucht. Om misselijk
van te worden.’
`Hemelse genade’, riep Elvin uit.
Grijn lachte.
`Ik denk niet dat je nog iemand kunt vinden die de betekenis van het woord
genade kent’, zei hij. `Kom, wil je nog naar je meisjes, of hoe zit het? Almesis
heeft ons opdracht gegeven je naar een veilige plek te brengen, als je ooit opmocht
duiken. Ik geloof niet dat het de bedoeling was dat je dat koninginnetje mee terug
zou nemen, maar goed.’
Hij verhief zich in de lucht - met spijt zag Elvin het frambozenbosje onder zich
verdwijnen - en steeg naar een hoogte die Elvin deed duizelen. Het land strekte zich
onder hem uit. Vanaf deze hoogte kon hij over de rookwolken heen kijken. Ver in het
zuiden lagen de bossen er schijnbaar ongerept bij. Maar in de vlakte ten oosten van
de Pikini’s waren nederzettingen verrezen die er vroeger niet geweest waren. Kennelijk
had koning Oswel zijn wapensmederijen in deze uithoek van zijn rijk
weggestopt.
Grijn keek even achterom.
`Hou je vast!’ Meteen begon hij aan een duikvlucht die eerder op een vrije val
leek. Hij hield zijn vleugels strak tegen zijn elkaar, zodat Elvin niets meer kon
zien en bijna stikte in de veertjes. Maar in zijn maag en in zijn keel kreeg hij
heztelfde gevoel als bij zijn val in de Hellemui - hoe lang geleden was dat? Hij
kneep stevig in de leeuwenvacht om niet te vallen. Opeens verminderde de vaart. Met
gespreide wieken zeilde Grijn uit, tot hij landde op een reusachtige horst op een
van de lagere toppen. In het nest lagen Marente en Lavendel tegen elkaar aan te
slapen. In haar hand geklemd hield Marente de timantijn.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |