Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 7: De uitgeblusten
7
`Ach, er waren vele, vele schone jonkvrouwen
in de tijd voor ik me tot de versterving bekeerde’, zei hij. `Sommigen kwamen
en gingen in het donker, van anderen bleef het gezicht verscholen in de nevel
van goede wijn, en weer anderen kwamen met vriendinnen en bleven naamloos.
Zoveel vrouwen... En Aza moet nog jong geweest zijn, zeker niet de persoonlijkheid
die ze nu is.’
Elvin betwijfelde dat. Werefried moest destijds al even zelfgenoegzaam zijn
geweest. Verwend, had de Ziener hem genoemd. Een koningszoon, zeker van de
gunsten van elke vrouw die hij wenkte. Misschien was het eerder verwonderlijk
dat Aza hém had uitverkoren.
Hij besloot de wijsgeer verder uit te horen.
`Weet u iets van de grote gebeurtenissen die op til schijnen te zijn?’ vroeg
hij.
Werefried knikte.
`Het verbaast me dat je er zelf niet van op de hoogte bent, floorn’,
zei hij. `Jij maakt toch ook deel uit van het gezantschap, al draag
je dan de kledij van een dienaar?’
`Mij is niets verteld over het doel of missie’, zei Elvin. `Een gezantschap,
naar wie?’
`Aza is op weg naar koning Solaris van Bergamon’, zei Werefried, en voegde
er oneerbiedig aan toe: `De Zwam der Zwammen. Zij wil hem bewegen tot een
bondgenootschap, en om hem van haar oprechte bedoelingen te overtuigen en
haar pleidooi kracht bij te zetten, heeft ze ons aan haar gezelschap toegevoegd:
een lid van het glorieuze koningshuis van Mandipor, een van de paladijnen
van koning Oswel van Saga, die bovendien een van Solaris’ vooraanstaande
edellieden is, en jou, die bij je eigen volkje ook in aanzien schijnt te staan.’
Elvin liet de onderhuidse belediging over zijn kant gaan. Hij was perplex. Hoe
was het mogelijk dat zij waren aangewezen om iets te bepleiten waarvan ze de
inhoud niet kenden? Hoe dacht Vrouwe Aza, machtig als ze mocht zijn, hen
daartoe te bewegen?
Hij staarde naar de huifkar, die nu voor driekwart overdekt was met motten,
die met hun licht- en donkergrijs gestreepte vleugels een vachtje leken te
vormen. Kwade voortekenen, had Taris gezegd. Mensen hielden niet van
nachtdieren, zoals vleermuizen. In zwarte katten en kraaien zagen ze
tekenen van dood en ongeluk. Maar de Floorn maakten geen onderscheid tussen
kwade en goede soorten. Toch was het vreemd, zoals die insecten zich daar
verzamelden op Aza’s hoofdkwartier. Zei het iets over de missie die
ze zei te hebben?
`En wat zouden we dan wel bij koning Solaris moeten bepleiten?’ vroeg hij.
Werefried streek peinzend door zijn sliertige haar.
`Moeten’, zei hij. `Meen je dat in de zin van “genoodzaakt zijn”? Of
in de betekenis van “gedwongen zijn”? Of denk je aan een verplichting?
Het woord valt natuurlijk nog op een andere manier te duiden, het moeten
dat door de moraal wordt afgedwongen, “moreel gehouden zijn”. Ik denk
dat ik in het onderhavige geval de voorkeur geef aan die laatste uitleg.’
`O ja?’ Elvin raakte langzamerhand geprikkeld. Als die wijsgeer iets
niet wist, verborg hij zijn onwetendheid met veel omhaal van woorden. Maar
nu hij wel iets wist, mocht hij van Elvin gerust sneller terzake komen.
`Toen Aza die armzalige struikrover van zijn taak onthief en in plaats
daarvan mij aan haar gezantschap toevoegde’, zei Werefried, `nam ze
daarmee een verstandige beslissing. Het is in het belang van de hele
Bewoonde Wereld dat de vrede gehandhaafd blijft.’
`O, zeker’, zei Elvin. Hij onderdrukte een gaap.
`En het is een waar geluk dat Vrouwe Aza de moeite neemt helemaal
naar Bergamon te reizen om de machtige Zonnekoning te wijzen op het
gevaar dat dreigt van de kant van de Liga.’
`De Liga?’ echode Elvin suffig. Hij had ervan gehoord, maar...
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |