Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 4: Raadselachtige reisgezellen
7
Elvin schrok op toen de Wijsgeer opstond
en zich verwijderde.
'Ik zal het halen', zei Werefried. 'Ik heb het vastgebonden toen mijn baard vast
kwam te zitten en ik eraf viel.' Even later klonk er gehinnik en opnieuw het kraken
en knappen van takken. Daarna kwam de Wijsgeer weer te voorschijn, met aan een
touw een zilverachtig wit paard. Het glansde in het late zonlicht. Zodra het Elvin
zag, sperde het zijn neusgaten open, rukte zich los en kwam op de floorn toe draven.
'Flux!' riep Elvin uit. Het was zijn paard, herinnerde hij zich plotseling.
'Jullie kennen elkaar, zo te zien', zei Galdin. Hij strekte zijn hand uit om de
merrie te aaien. Tot Elvins verbazing voelde hij geen enkele reactie bij het dier,
dat alleen aandacht aan Elvin besteedde. Zelfs haar oren draaide Galdins kant niet
op toen de ander er zachtjes in praatte. Dat sterkte hem in zijn besluit. Zonder
zich te haasten klom hij op de rug van de merrie.
'Het was me een genoegen', zei hij. 'Hartelijk dank voor de wijn en de paddestoelen. En
de broek, niet te vergeten.' Toen stoof hij ervandoor, naar het zuiden, langs het
spoor dat kennelijk ook de Wijsgeer gevolgd had en dat al bijna een pad geworden was.
'Elvin, wacht!' hoorde hij Galdin roepen, maar hij gaf geen gehoor aan dat verzoek. Hij
liet Flux, als ze zo heette, rustig voortdraven - ze zouden hem toch niet kunnen
inhalen. Het duurde niet lang, nog geen half glas, voor hij de weg bereikte. Vastberaden
sloeg hij linksaf, in de richting van Spor. Vandaar zou hij alsnog zijn oude plan
volgen en over de pas naar het noorden gaan. Waar Taris ook was, vroeg of laat zou
die naar huis terugkeren. En Taris was de enige die wist wie Elvin geweest was en
wat hij van zins was vóór hij in het Ven van Vergetelheid viel.
Het was stil op de weg, vanwege het late uur waarschijnlijk, en de enkeling die hem
tegemoet kwam, groette hem vriendelijk maar deed geen moeite hem aan te spreken. Elvin
had genoeg gelegenheid om na te denken onder het rijden. Hoe kwam het eigenlijk dat
hij Taris uit het oog was verloren? Wijn en paddestoelen, dacht hij; er waren
paddestoelen die rare dingen deden met je geest. Zijn hoofd was er zéker niet
helderder op geworden, sinds hij met Galdin optrok.
Er wás iets met die Galdin, en met die Verris ook trouwens. De floorn gedroeg
niet natuurlijk, bijna als de karikatuur van een floorn. En dan die wispelturigheid
- zó stuurloos waren zijn soortgenoten toch niet? En dan die Verris - waarom had
hij niet gewoon gezegd hoe zijn woonstee heette? Misschien omdat die dezelfde naam
droeg als de man, Starna? Maar zelfs hij leek niet te weten wat hij wilde, en voor
een mens was dat toch erg ongewoon.
Galdin Veernest... De naam kwam Elvin bekend voor, en toch kon hij hem niet
thuisbrengen. Hij kon zich niemand te binnen brengen met die naam, en dat was
niet zo verwonderlijk, want hij wist heel weinig van zijn eigen historie. Maar
als Veernest een bekend floorngeslacht was, moest hij die toch zijn tegengekomen
in breder verband? In een boek misschien?
'Je hebt het verstand van een muilezel, Elvin Nedergast', zei hij boos tegen
zichzelf. Hij had het gevoel dat de waarheid vlak onder zijn neus lag, dat hij
zich alleen maar hoefde te bukken...
Flux hief haar hoofd en snoof. Ze viel in draf en zette even later een rustige
galop in. In de vallende avond zag Elvin een paar witte gebouwtjes langs de weg
staan, die er vriendelijk uitzagen. Uit een ervan klonk gehinnik; Flux beantwoordde
de groet. Nu merkte Elvin het uithangbord in de vorm van een hoed op, dat erop wees
dat het een herberg was.
'Goed dan', zei Elvin. 'Vanavond slapen we onder een dak, en hopelijk op een goed
bed.' Hij greep naar het steentje op zijn borst. 'Dit zal de herbergier als betaling
wel accepteren.' Hij keek er even naar in het laatste licht. Het gloeide op, rood
als goede wijn in een kristallen glas. Hij vroeg zich af hoe hij eraan gekomen was.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |