Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 14: De derde bron
6
Taris slaakte een kreet, en ook Elvin
was geschokt. Werefried de Wijze had zijn dochter, de koningin van Bergamon,
geschaakt uit het koninklijk paleis!
`Zij was in gevaar’, verklaarde de wijsgeer, `en hoewel ik de overtuiging
dat vermijden van gevaar, pijn en kwellingen de enige weg is naar een gelukkig
leven niet deel, acht ik het niettemin mijn plicht om een hulpeloos wezen dat
zelf niet bij machte is keuzes te maken van dezulke te vrijwaren.’
`Hoe bedoel je, in gevaar’, wierp Taris tegen, alle beleefdheid vergetend. `Zij
bevond zich op de veiligste plek in het hele koninkrijk, wellicht in de hele
Bewoonde Wereld! Is het je in je bol geslagen?’
Elvin kwam overeind. Hij voelde zich veel beter en de rol van stille getuige
beviel hem niet langer. Hij liet zijn blik over het gezelschap om het haardvuur
dwalen. Geen der aanwezigen had overigens oog voor hem.
`De veiligste plek’, smaalde Werefried. `Er broeit een opstand in de stad! De
Zwammen - neem me niet kwalijk, ik bedoel uw landgenoten, zijn niet van plan
zich willens nillens in een oorlog te laten meesleuren. Ene Spiromiro verzamelt
wat hij noemt `Getrouwen aan het Gewoonterecht’; zijn oogmerk is het omverwerpen
van het koningshuis. Waarvan mijn arme dochter zoals je weet sinds kort deel
uitmaakt. Ik kon niet werkeloos toezien.’
Elvin knielde - moeizaam, vanwege zijn verwondingen - neer bij de bundel in de
volgende nis en sloeg de doeken terug. De paarsblauwe ogen van Lavendel keken
dwars door hem heen, maar ze was wel bij bewustzijn. Hij liet zijn handen langs
haar lichaam glijden zonder haar aan te raken. Er straalde geen pijn af op zijn
handen; ze leek nergens gekwetst.
`Lavendel is even hulpeloos als haar gemaal’, ging Werefried verder. `Zij is een
werktuig in de greep van de Zeven en zou een werktuig worden in de greep van
de opstandelingen.’
`Maar de Zeven besturen het land!’ riep Taris uit, `in naam van de koning en
het volk, bedoel ik. Hoe kom je erbij dat ze haar zouden overleveren!’
`Vergeef me dat ik je vertrouwen in die raadslieden niet deel’, zei Werefried
op verre van berouwvolle toon. `Minstens drie van hen zijn eigendom van Aza,
koningin van Saga.’
`Haar eigendom!’
`Ze heeft ze elk hun eigen prijs betaald. Gamenidis is beloond met kennis
van de zeven sferen. Harris van Sirrah heeft ze het geheim van het prisma
in de schoot geworpen. En Pergis van Draco heeft zijn eigen gewicht in goud
gekregen. Volgens Spiromiro heeft ze bovendien een vierde, Thenis van Nath,
aan zich onderworpen door hem onder haar betovering te brengen, maar daar
heb ik geen bewijzen van gezien.’
`Kletspraatjes’, bromde Taris. `Spiromiro is een vreemdeling en een oplichter.’
`Een vreemdeling en dús een oplichter?’ Werefried schudde zijn hoofd. `Ge
zijt slecht onderwezen in de redeneerkunst. Maar als ge gelijk hebt, ben
ik ook een bedrieger. Sla derhalve geen acht op de waarschuwing die ik
nog voor u in petto had.’
`Wat voor waarschuwing?’ vroeg Taris enigszins ongerust.
Airam, die geen verwondering toonde toen ze Elvin bij het meisje aantrof, knielde
naast hem neer en hij hielp haar Lavendel te laten drinken van het ijskoude
water dat ze bij zich had. Het bracht geen verandering in de wezenloze blik
van de jonge koningin; natuurlijk niet.
`Nee, nee, luister niet naar mij! Sla geen acht op mijn woorden. Ik vraag alleen:
geef me een geleide om met mijn weerloze dochter de bergen over te komen. Help
ons over de Pikonpas!’
Plotseling verhief Airam haar stem: `Over de Pikonpas? Onmogelijk! Kent
ge dan de verhalen niet? Boze verhalen, gruwelijke verhalen, die ouder
zijn dan gij en ik.’
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |