Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 2: Het huis van de ziener
6
Het was een vriendelijk ogend gebouwtje, opgetrokken
uit grijze natuursteen die hier in de buurt niet te vinden was, waardoor het een wat uitheemse
indruk maakte. Kleine paarsrode luiken sloten de raampjes af; de houten deur, die in
dezelfde kleur geschilderd was, stond op een kier. Er kronkelde op dit vroege uur
al rook uit de schoorsteen. Kippen liepen op het erf in het violette licht van de dageraad,
ergens achter het huis mekkerde een geit - het was al met al een vredig, landelijk tafereel.
'De deur staat open', zei Taris. 'De Ziener verwacht ons.'
Elvin keek verbaasd om. Taris had zachtjes gesproken, alsof hij zijn verradersrol bewust
was. Maar hij zag er niet uit alsof hij zich schuldig voelde.
Uit het huis kwam nu de kleine gestalte van de Ziener, en zijn heldere stem, die bijna
nog die van een jongen was, begroette hen vrolijk. Maar ondanks zijn voorkomen genoot
de Ziener zichtbaar gezag, want niemand durfde naar voren te komen om hem te woord te
staan, en toen de tovenaar hen uitnodigde af te stijgen en een kom pap te komen eten, was
er een korte aarzeling voordat de mannen aan zijn uitnodiging gehoor gaven.
Terwijl de dienaren van de koning hun paarden vastzetten en binnentraden, opende de Ziener
de luiken rondom het huis, babbelend tegen degenen die het dichtst bij hem stonden, ook
al waren dat soms de kippen of de geit. Waarom wist hij niet, maar Elvin was achter hem
aan gelopen. Toen hij er even tussen kon komen, vroeg hij de Ziener naar zijn ware naam.
'Ware naam?' De Ziener lachte kakelend. 'Wáre naam! De Ziener is mijn ware naam. Tovenaar
is mijn beroep, of magiër als je dat sjieker vindt. Ik ben geboren als Lariks; mijn moeder
heette Libra en Leo was mijn vader, hoewel ik hem nooit gekend heb.' Hij keek Elvin onderzoekend
aan, met een snelle blik vanonder zijn peper-en-zout-kleurige wenkbrauwen, en de floorn
vroeg zich af of hij voor de gek gehouden werd. Een nakomeling van twee sterrenbeelden?
De Ziener verwachtte een antwoord van hem, dat was duidelijk.
`Uw ouders droegen beroemde namen’, zei hij diplomatiek. 'Als u liever hebt dat ik
u Ziener noem...'
'Kom, we gaan naar binnen', zei de ander alsof hij niets gezegd had,
'de pap wordt koud.'
Er was voor velen gedekt aan een eenvoudige houten tafel die te groot leek
voor de bescheiden ruimte. De dienaren waren gaan zitten en lieten zich
de pap smaken; bier dat zó koud was dat het niet schuimde, stond in tinnen
kroezen voor hen. Ondanks zijn tegenwerpingen van de vorige avond was het
Zendar die zich onmerkbaar tot woordvoerder had weten te maken van de groep, misschien
omdat hij het beste met woorden overweg kon. Goochelend met beleefdsheidsfrasen
stelde hij de tovenaar vragen die eigenlijk nogal impertinent waren. Ze kwamen op één
ding neer: waar hield het volk van de Floorn zich op en kon de Ziener hun die verblijfplaats
niet onthullen? De Ziener hield zich glimlachend op de vlakte.
'Merkwaardig', zei hij tenslotte, 'dat de Koning van Saga zich plotseling zich voor
dat volkomen onbelangrijke volkje interesseert.' Met een snelle blik legde hij Elvin
het zwijgen op. 'De Mensen van Saga hebben alles: een bloeiend rijk, goud en goederen
te over. Stabiele grenzen, geen vijanden die ook maar enige kans zouden maken. Hun Boom
der Kennis strekt zijn takken uit tot ver in de hemel...' Omdat hij in de derde persoon sprak,
maakten zijn woorden de indruk gericht te zijn tot Elvin, de enige die niet tot het
volk van Saga behoorde.
'Het is niet aan ons om de motieven van de koning in twijfel te trekken', zei Moftar
stijfjes.
'O nee?' De Ziener lachte. `En waarom hebben jullie je dan aan het gezag
van zijn hoofdman onttrokken om op eigen houtje hier te komen?’
'De koning heeft elk van ons een opdracht gegeven', zei Zendar, 'elk van ons apart.'
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |