Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 2: Het huis van de ziener
7
'Ah!' zei de tovenaar, alsof dat een
afdoende antwoord was. Er viel een onzekere stilte. De Ziener was niet gaan zitten
maar rommelde met een verstolen glimlachje op zijn gezicht rond, goot schuimende
melk uit een emmer in een aardewerken kruik, bracht een handvol eieren in een
ruimte onder de vloer, kwam weer tevoorschijn en goot de rest van de melk in
een karnton. Kortom, hij gedroeg zich als een gewoon keuterboertje dat het zonder
de hulp van een vrouw moest stellen... en leek zich van de aanwezigheid van de
troep gewapende mannen niets aan te trekken.
Perdor stond op. Groot en dreigend torende hij boven de tovenaar uit; zijn kruin
leek bijna de zoldering te raken. Als was hij door die handeling geïmponeerd,
zei de Ziener: `Goed dan.’Hij legde zijn beide handen op de tafel. 'De Floorn
bevinden zich in het hoge noorden, op ongeveer zes dagreizen van de bergen.
Jullie rijden de verkeerde kant uit. Maar weet één ding...' Opeens leek de
tovenaar zelf te groeien - nee, dat leek niet zo, het was daadwerkelijk het
geval, want hij hoefde niet op te kijken naar Perdor en zijn haardos bracht
een bosje uien dat aan de dakspanten hing in beweging. `Weet één ding:
jullie hoeven niet te proberen hun een haar te krenken. Zij staan onder mijn
bescherming.’
Moftar en Morse barstte in lachen uit, de rest volgde hun voorbeeld en de
spanning was gebroken. Het gelach bulderde tussen de stenen wanden; het
was goedbeschouwd nogal beledigend voor de tovenaar, die hen toch goed
ontvangen had, vond Elvin. Alle dienaren stonden nu van de tafel op; de
tovenaar was weer zijn gewone schriele zelf, de tafel leek te krimpen en
de mannen stampten met rinkelende sporen de deur uit. Elvin bleef alleen
achter met de tovenaar.
'Kijk als je weg gaat goed naar het huis', zei de Ziener met gedempte stem. 'Je kunt
het op verschillende plekken in de Bewoonde Wereld tegenkomen. Aarzel niet binnen
te treden als je het ziet - ik zal daar zijn om je te helpen.'
'Maar...'
'En wees niet verbaasd als ik toevallig een andere gestalte heb aangenomen: die
van een dwerg, een kentaur, een struise mensenvrouw of zelfs een floorn... Waar
je dit huis ziet, ben ik.'
'Maar waarom heeft u mijn volk dan verraden!' riep Elvin uit.
'Heb ik dat?' vroeg de Ziener geamuseerd. 'Haal het steentje uit je laars.'
In de war gebracht deed Elvin wat hij zei. Het steentje zat nog steeds rechts in de
schacht van zijn rechterlaars, vlak boven zijn enkel - alleen was het nu geen steentje
meer, maar een stukje blauw glas, nee, een blauwe halfedelsteen.
'Was het gisteren niet roze?' vroeg de Ziener glimlachend. 'En was het Noorden gisteren
niet in het Zuiden? Of in het Westen?'
Twee van de mannen kwamen nu terug om te zien waar Elvin bleef.
'Je dacht toch niet dat jij hier achter kon blijven!' zei Morse dreigend. 'Op je paard,
scharminkel! We moesten je over de grens zetten en dat is wat we zullen doen.'
Hulpzoekend keek Elvin naar de tovenaar, maar die was bezig de houten lepels te
verzamelen en leek zijn belangstelling voor de floorn verloren te hebben.
'Verlies het niet - verlies hem niet uit het oog', zei hij, ogenschijnlijk tegen de
dienaren. Elvin was er zeker van dat het eerste geen verspreking was geweest,
maar een waarschuwing voor hem persoonlijk. Enigszins gerustgesteld ging hij
met de mannen mee, de steen in zijn gesloten vuist. Buiten verschool hij zich even
achter Flux om het terug te stoppen in zijn laars. Hij zou er een betere bergplaats
voor moeten vinden - maar hij durfde het niet in een van zijn zakken te doen.
De opgaande zon kleurde het huis goudachtig; Elvin prentte zich de aanblik in.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |