Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 12: Verborgen bedoelingen
5
Koning Oswel had zich tussen de floorn
gemengd en onderhield zich met deze en gene. Het feit dat er niet voor hem geknipmest
werd ontstemde hem niet; integendeel, het scheen hem juist genoegen te doen. Met
verbazing zag Elvin dat hij neerknielde bij Lupin, Ferdin en Rorin om zich de
regels van het twikspel te laten uitleggen. Vreemd, hij mocht deze koning tegelijk
wel en niet.
Jaldin hield Elvin nog steeds bij de hand.
`Ware het niet gezonder als er geen geheimen tussen ons bestonden? Ik dacht
dat wij wel zonder konden’, fleemde hij. `Kom, snoer me de mond, vriend
vagebond, en toon me nu het wonder. Is het hoekig, is het rond? Waar heb
je het gevonden? Of heeft een wijze het je gezonden?’ Tijdens het spreken
gaf Jaldin ongeduldige rukjes aan Elvins arm. Weer viel Elvin die scherpe,
dringende geur op. Zo beleefd als hij kon maakte hij zijn hand los; Jaldins
nabijheid was hem plotseling onaangenaam. En al dat aandringen trof hem al
even onprettig.
Maar hij moest iets antwoorden. En plotseling had hij de behoefte zo min mogelijk
argwaan te wekken. Het was bijna ongelooflijk, maar een feit: hij vertrouwde deze
floorn en zijn kloon niet. Liegen lag niet in zijn aard, maar...
`Wij zijn immers verwanten’, zei hij, `dat schept een nauwe band. Van nature
verlaten wij ons op elkander, vertrouwt de een de ander, wast de ene de andere
hand. Maar het is een gênante toestand, want wat jij waardeert als kostbaar
pand, ging door mijn handen als ware het niet meer dan zand. Galdin Veernest
noemde zich de bijdehandte kwant die het mij afhandig maakte. En niemand weet
waar het daarna is beland.’
`Je liegt het!’ riep Jaldin uit, en zijn stem paste opeens bij de geur die
hij verspreidde. Een paar anderen kwamen naderbij. `Hij ontkent! Doorzoek
zijn kleren!’ riep Jaldin. En even later had het groepje zich op Elvin gestort
en voelde hij spichtige vingers overal langs zijn lichaam.
`Elvin!’ riep Rorin. `Pas op, het zijn - ’ Maar zijn stem brak af.
Toen klonken er opnieuw bazuinstoten. De floorn lieten Elvin los; toen hij
opkeek zag hij de ontzagwekkende gestalte van Vrouwe Aza in de omlijsting
van de poort staan.
`Vrouwe Aza van...’ begon de heraut, maar met een nijdige handbeweging kapte
ze hem af.
`Grijp die floorn!’ Haar stem was kil en gebiedend. Maar het effect was
niet wat Elvin ervan verwachtte, want van het ene op het andere moment
waren de floorn verdwenen. Allemaal, ook Rorin, waren op slag foetsie.
De tuin lag verlaten, stil op het zoemen van de insecten na. De hangmat
waar net nog Gershin in had liggen dommelen, schommelde nog na.
Bevreesd staarde Elvin naar Aza. Hij moest vluchten, verdwijnen zoals zijn
soortgenoten... Maar ze verlamde hem met haar blik. Ze stond daar in al
haar meedogenloze schoonheid onbeweeglijk, in haar paarszijden ruiterkostuum,
karwats in de hand... Parsis en koning Oswel naderden haar; de heraut knielde,
de koning boog hoffelijk en bood haar zijn arm. Met een blik op de verlaten
boomgaard zei hij: `Je hebt een onverwachte uitwerking op dat onschuldige volkje,
lieve. Net nu ik ze wat nader leerde kennen.’
`Onschuldig? Blinde dwaas’, antwoordde Aza snijdend. `Je bent welhaast even
onwetend als een floorn. Merkwaardig, dat koninklijk bloed de mensen niet
behoedt voor domheid.’
`Verre ligt het van mij om je tegen te spreken, lieve’, zei de koning, `maar
oordeel je niet een beetje haastig? Wat weet jij van de florijnse geestesgesteldheid?
Of van de mijne?’
`Genoeg’, zei Aza, `om te weten dat die daar’- een lange vinger wees op
Elvin - `de timantijn niet bij zich heeft.’ Nu richtte ze zich tot Elvin
zelf. `Ga, onderkruipsel, wandelende tak, bladluis! Als je leven je lief
is, ga dan uit mijn ogen. Tover je weg, maak dat je vér weg komt, opdat
ik niet van gedachten kan veranderen!’
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |