Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 12: Verborgen bedoelingen
4
`Kloon’, zei Elvin. `Het heet kloon, geen
stam. En ik verwacht zelf eigenlijk niet dat wij met u naar Saga zullen reizen. Niet
zonder een goede reden.’
`O, ik zal het zeker jullie moeite waard maken’, zei de vorst.
`Wij zijn niet gevoelig voor goud of vleierij’, zei Elvin. Het hart klopte hem in
de keel, maar hij wilde van deze gelegenheid gebruik maken om het zijne bij te
dragen aan de loop van de geschiedenis, zoals de Ziener dat noemde. `En als ge
ons dwingt, heeft ge nog niets aan ons, want we versterven in gevangenschap. Ik
moet u dus met klem raden ons onze gang te laten gaan.’
`Zo, moet je dat’, glimlachte de koning. `Je gebrek aan eerbied boeit me. Zijn
de anderen net zo eigenwijs en koppig als jij? Ik was net op weg naar hen toe;
vergun me het genoegen van je gezelschap.’
Parsis, die het gesprek staande had aangehoord, boog.
`En vergun mij dan de eer om uwe koninklijke hoogheid te begeleiden naar de
Kersentuin’, zei hij nederig.
Aangezien Elvin zelf ook van plan was geweest naar die tuin te gaan om Rorin
te zoeken, verzette hij zich niet. Hij volgde de heraut, die voorop ging,
en de koning door poorten, galerijen en tunnels totdat ze in een besloten
tuin kwamen vol kersenbomen. De vruchten waren al enige tijd geleden geoogst,
maar er hing nog een zoete geur tussen de witgepleisterde muren. Op het gras
tussen de fruitbomen, op de takken en in hangmatten tussen de stammen zaten
en lagen de floorn die hij eerder had leren kennen. Fluitspel en het geklikklak
van werpstenen vormden een harmonie met het zoemen van lieveheersbeestjes en
het tjirpen van krekels. De komst van de koning veroorzaakte niet de minste
beroering of rimpeling. Elvin daarentegen werd met een juichkreet van Jaldin
onthaald.
`Daar ben je dus, Elvin Nedergast! Het zou tijd worden!’
`Heeft hij zijn steentje bij zich?’ vroeg een ander, die Elvin herkende als
Vervin Berrevoet. De vraag trof hem onaangenaam. Onder de floorn waarmee hij
vertrouwd was, zou het als een grove onbeleefdheid zijn ervaren om over een
aanwezige te praten in de derde persoon. Wat waren dit toch voor vreemde floorn?
`Een steentje?’ vroeg de koning, zijn zwarte wenkbrauwen hoog opgetrokken. `Wat
is dat toch voor praat over een steentje?’
Zijn aanstaande gade heeft hem dus niet in vertrouwen genomen, dacht Elvin.
Intussen had de heraut, aan de late kant, zijn bazuin losgegord. Hij stak hem
en kondigde toen aan: `Onze hooggeëerde gast, de doorluchtige vorst van het
koninkrijk Saga, Oswel de Eerste!’ Blijkens zijn gezichtsuitdrukking verwachtte
hij dat de floorn zouden opspringen, buigen of knielen, juichen... Niets van
dat alles gebeurde. De floorn gingen gewoon door met hun bezigheden. Zelfs
de fluit had niet gezwegen tijdens de bazuinstoten. Elvin gniffelde in
zichzelf. Van koningen waren zijn soortgenoten nu eenmaal niet zo onder
de indruk. Intussen speurde hij rond of hij Rorin zag. Hij ontwaarde
hem tussen Ferdin en Lupin, bezig met een spelletje twik. Hij zwaaide, en toen
Rorin hem opmerkte, sprong hij overeind en wilde op Elvin toerennen. Ferdin
hield hem tegen. Hij zwaaide ook, maar weerhield Rorin tegelijk met ferme hand
om naar Elvin toe te gaan. Deze was trouwens bij de hand gegrepen door Jaldin,
die hem meetroonde naar een hoek van de tuin.
`Laat me nu die veelgeroemde steen eens zien’, bedelde hij. `Twee kunnen hem
toch beter beschermen dan één! Ik weet dat het de timantijn niet is, ik
ben niet zo stom om in die praatjes te trappen, maar jouw steen heeft
toch zeker magische krachten... Is het niet?’
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |