Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 5: Een vergeten vete
5
Het was moeilijk voor te stellen dat de
ontzagwekkende wezens ook maar iemand in het ondermaanse zouden dienen, laat staan een
vrouw. Ongelovig keken allen hun meesteres aan. Eigendunk was haar niet vreemd. Van
de gezichten van haar onderhorigen viel af te lezen dat ze vonden dat ze haar
verwatenheid te ver dreef.
De Vrouwe wenkte de anderen om naderbij te komen. De wapenknechten sprongen van de
paarden en bonden ze vast; de koetsier staakte zijn pogingen om het rijtuig van de
stronk te trekken en ging rechtop staan. Zelfs de gevangenen kwamen dichterbij toen
Vrouwe Aza met gedempte stem begon te praten. Het viel Elvin op dat de vogels niet
kwetterden en het dierlijk leven zich verborg onder de dreiging van het veelvoudig
klapwieken boven het bos. Het geklater van een beekje verderop leek bijna ongepast.
'Drenkt de paarden, bereidt het middagmaal. Ik ga met hun aanvoerder praten. Vreest
niet en doe geen poging mij te beschermen. Ik heb van Gryppok niets te vrezen. Maar
blijft uit de buurt, hij raakt licht verstoord en dat zou de onderhandelingen niet
ten goede komen.'
De lijfbediende van de vorstin veroorloofde zich een vraag: 'De machtige Gryppok
heeft zich aan u onderworpen, Vrouwe? Mijn respect en bewondering voor u groeien
met de dag.'
Het was duidelijk dat Aza de kritische ondertoon niet ontging, want ze wierp hem
een bevelende blik toe en hij hield verder zijn mond. De mannen weken uiteen
om haar door te laten toen ze het pad afliep, terug naar de bosrand. Enkelen
van hen zagen eruit of ze haar het liefst achterna wilden snellen; anderen drukten
zich tegen beukenstammen alsof ze daar bescherming zochten, nog anderen trokken
zich verder onder de bomen terug. Het waren stuk voor stuk dappere kerels die een
vijand van vlees en bloed niet uit de weg zouden gaan. Maar Grijpvogels bestonden niet
uit vlees en bloed; men zei dat gestold zonlicht hun lichamen vormde en dat door hun
aderen vuur stroomde.
Aan het bevel van de vorstin werd maar aarzelend gehoor gegeven; de commando’s klonken
halfslachtig en ieder hield onder het hout sprokkelen en water halen de ogen gericht
op de Vrouwe. Zij bevond zich nu in het felle zonlicht, waar ze bleef staan en
gebiedend met de vingers knipte. Als een klok die uit een toren viel - en de grond
siddert waar hij neerkomt en de stilte na de slag is volkomen - zo landde de grootste
van de Grijpvogels naast haar. Een rilling van angst ging door de manschappen. Maar
Vrouwe Aza bleef onbewogen staan. Haar stem klonk luid en helder toen ze de griffioen
aansprak.
'Dank, machtige Gryppok, dat ge zijt gekomen. Ik hoef u niet aan onze afspraak te
herinneren, ik zie dat ge die nog woord voor woord weet.'
'Een griffioen vergeet zelden iets.' Het mythische wezen sprak met wonderlijk
lichte stem, waarin iets van ironie doorklonk. 'En als ik zelden zeg, dan is dat uit
bescheidenheid. Zeg mij, Vrouwe, verlopen uw plannen zoals voorzien?'
Aza knikte en maakte een gebaar in de richting van haar gezellen.
'Zoals u ziet. We hebben een klein oponthoud gehad omdat we korte metten moesten maken
met een bende rovers, en daarna konden we de gezochte niet meteen vinden, maar nu is
het gezelschap voorlopig compleet. We zijn klaar om onze weg te vervolgen via de
afgesproken route. U komt terug van een verkenningsvlucht, neem ik aan?'
De grijpvogel zakte door zijn achterpoten en zette zijn klauwen naast elkaar in het
zand. De rust van zijn houding maakte hem niet minder angstaanjagend. Zijn arendskop
knikte.
'Ze lijken me niet van erg hoge rang, uw gijzelaars', zei hij.
'Schijn', zei Aza kort. 'De man staat in hoog aanzien in twee koninkrijken en de
floorn is zelfs de eerste onder zijn gelijken.'
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |