Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 5: Een vergeten vete
4
En Elvin was niet de enige: er ontstond een
enorme beroering in het konvooi. Paarden steigerden of stoven ervandoor, de kar slingerde,
mannen schreeuwden. Boven hun hoofden hing een dreigende donkere wolk; Elvin zag een warreling
van vleugels, klauwen en scherpe snavels.
'De Grijpvogels!' schreeuwde een van Aza’s mannen. 'Vlucht! Vlucht!' En meteen zette de
stoet zich holderdebolder in galop. Flux galoppeerde mee. Elvin liet haar begaan en trok
zijn hoofd tussen zijn schouders, maar tegelijk keek hij op naar de vlucht geweldige
griffioenen die dreigend boven hen bleef cirkelen, als een stuurloze windhoos.
Het gezelschap repte zich naar de dichtstbijzijnde bos, dat een klein stuk verder langs het
pad begon. Sommige paarden waren van het pad afgesprongen toen ze de griffioenen gewaar
werden en renden nu dwars over de heide in panische galop, de huifkar bleef achter een struik
haken en kieperde om, de koets met Vrouwe Aza erin slingerde als een dronkelap over het pad.
De dame zelf hing uit het raam en gilde met haar diepe stem: `Sta stil, dwazen! Stop, zeg ik
jullie!’ Maar niemand sloeg acht op haar.
De Grijpvogels, met hun krachtige leeuwenlijven, hun vervaarlijke adelaarssporen, hun
reusachtige spanwijdte en hun gevreesde snavels, kwamen uiterst zelden buiten hun
territorium. Ze huisden, naar men zei, in de Pikini’s in het noordwesten, nabij de
oorsprong van de rivier de Pikon, en in de hoogste toppen van het Sluiergebergte. Hun
horsten werden aan het oog onttrokken door de eeuwige nevels, en alleen gevederde dieren
zouden ze kunnen naken - maar de gevederde dieren waren wel wijzer. Er werd gezegd dat
in vroeger dagen, toen de Horden van Hakan de Bewoonde Wereld bestormden, de vorst van
Bergamon had geprobeerd een bondgenootschap te sluiten met de Grijpvogels. Maar volgens
de overlevering had Gryppok, hun aanvoerder, zich aangesloten bij Hakan en dood en verderf
gezaaid onder goedwillende en nietsvermoedende burgers. Griffioenen waren eigenlijk
solitaire wezens die elk apart op rooftocht gingen. Gryppok was erin geslaagd een aantal
van zijn soort bijeen te brengen er hen om te vormen tot een afgrijselijke, wijd en zijd
geduchte krijgsschare, die dood en verminking brachten aan boeren en reizigers.
Terwijl ze zich zo goed als het kon in veiligheid probeerden te brengen tussen de bomen,
kon Elvin niet nalaten zich af te vragen waarom de Grijpvogels niet meteen hadden
aangevallen, als dat in hun bedoeling lag. Ze hadden zich zonder meer op het kleine,
weerloze konvooi kunnen storten, mensen en dieren kunnen grijpen en meevoeren naar hun
hoge woonsteden. Nog voordat ze daar aan zouden komen, zouden hun prooien bezweken zijn
aan koude en angst. Maar dat was niet gebeurd. De griffioenen bepaalden zich ertoe
hen te volgen.
De paarden stoven de beschutting van het bos in, verlieten het betrekkelijk open pad
en verspreidden zich onder de bomen, de ondergroei vertrappend en dood hout versplinterend
onder hun hoeven. Even leek het gevaar geweken; zonlicht viel tussen de kruinen door
op het mos. Toen werd het van het ene ogenblik op het andere het donkerder, ten teken
dat de grijpvogels zich boven de boomkruinen verzameld hadden en daar biddend
de wacht hielden.
Vrouwe Aza was uit haar koets gekomen, die scheef op een boomstronk tot stilstand
was gekomen. Ze hief haar hand en verhief opnieuw haar stem om orde te brengen
in het geleide en de ontstelde mannen te doen bedaren. Elvin, die eigenlijk te
soezerig was geweest om bang te zijn en zich bovendien niet kon losmaken van zijn
gedachten over de nadering van een leger, verwonderde zich over de rust in haar
stem. Zou zij, als lid van het zwakke geslacht, niet het meest in paniek moeten
zijn geraakt?
'Weest niet bang!' zei Vrouwe Aza gebiedend. 'De Grijpvogels dienen mij.'
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |