Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 4: Raadselachtige reisgezellen
4
Goed zo, dacht Elvin, toen Galdin het liedje, met
meer nadruk leek het, opnieuw inzette. Misschien zong Galdin het met een bedoeling -
hij zou weten dat Elvin het beter begreep dan hun menselijke reisgenoot. `Vraag wat
je wilt, ik ben je gezel’... Dat zou hij doen ook. Hij zou alles vragen wat hij
wilde. Galdin was een floorn en hij kon ervan uitgaan dat die geen kwaad in de zin
had. Verris... nou ja, met die mens moest hij het er maar op wagen. Zodra ze weer
zouden rusten, zou hij zijn penibele staat bekennen. En in ruil zouden zij zijn
vele vragen beantwoorden. Tot elke prijs moest hij vermijden dat ze hém weer zouden
gaan uithoren. Liever gaf hij zijn onwetendheid zelf toe, dan dat ze die zouden raden.
Opeens hield hij zijn pas in. Galdin, die daar niet op gerekend had, sprong omhoog en
opzij, en bleef lachend aan een boomtak hangen. Toen Verris langs liep, slingerde hij
zijn dunne benen in diens nek en reed enkele passen op zijn schouders mee, tot Verris
hem resoluut op de grond zette. Verris liep door en verdween al gauw in de bladermassa,
maar Galdin bleef op Elvin wachten.
`Hé, flierefluiter, hoe heb ik het nu met je? Je wilt toch niet zeggen dat je moe bent!’
`Ik moet terug!’ zei Elvin. `Het spijt me geweldig, maar ik ga de verkeerde kant op!’
'Hé Verris!' Galdin floot tussen zijn tanden. 'Wacht even, maat! Onze nieuwe kennis wil
er alweer van tussen!' Even later verscheen het verbaasde gezicht van
de man opnieuw tussen de takken.
'Wat? Ga je niet mee naar het noorden? Ik dacht toch dat je zei...'
'Het spijt me’, zei Elvin. 'Het schiet me net te binnen. Ik moet toch... ik moet
naar het Ven - hoe zei je ook weer? Naar het Water der Wetenschap. Ik heb veel
vragen die een antwoord behoeven.' In zijn verwarring praatte hij veel plechtstatiger
dan zijn bedoeling was, en Galdin proestte het uit.
'Die liedjes van jou ook', zei Verris. 'We zouden hem toch meenemen naar het noorden?'
Galdin schudde zijn hoofd, met een waarschuwende blik naar zijn vriend.
'We? Jij hebt iemand anders om mee naar het noorden te gaan. Weet je nog dat we díe
zochten toen we déze tegen het lijf liepen?'
'Stil toch', zei Verris.
'Elvin is op zoek naar antwoorden', zei Galdin. 'En waar kan hij die vinden?'
'Ik dacht dat we overeengekomen waren dat Sol de plek was. De koninklijke bibliotheek
daar geniet een ongeëvenaarde repu -'
'Dat zullen de wijzen in Saga niet helemaal met je eens zijn. En ik ook niet,
om eerlijk te zijn. Jullie Bergamoners weten alleen maar van sterren en planten
af. Hoe dan ook, Elvin wil naar het Ven terug om de antwoorden op zijn vragen
te vinden. Dat wil je toch niet tegenhouden, wel?' Hij grinnikte. 'Dat zou me
tenminste sterk verbazen.'
Elvin had met stijgende verbazing geluisterd. Deze twee snuiters deden alsof
ze al van alles over hem bedisseld hadden vóór ze hem hadden ontmoet.
`Mag ik ook wat zeggen?’ vroeg hij boos. `Eerlijk gezegd denk ik dat het geen
van jullie beiden iets aangaat waarheen ik ga of niet ga. Dat beslis ik zelf.’
Galdin trok zijn wenkbrauwen hoog op.
'Zóó... Ik kan wel horen dat je ons volk al lang geleden verlaten hebt... sinds
wanneer beslist een floorn iets op eigen houtje?'
'Maar iets anders is weer dat jíj op eigen houtje over míj beslist!' zei
Elvin ferm. Al was zijn geheugen dan zo leeg als een eikeldop in de lente, zijn
wilskracht had niet geleden. Hij draaide zich om, zodat het zonlicht op
zijn gezicht viel, en keerde Galdin de rug toe.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |
wordt vervolgd !