Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 4: Raadselachtige reisgezellen
3
'O ja, en wie mag die Ziener zijn?' Elvin
kon zijn verstoordheid niet verbergen. Maar meteen daarna had hij spijt. Hij moest
voorzichtiger zijn en niet al te zeer laten merken hoe onwetend hij was. Kennis is
een ontrouwe vriend, onwetendheid een koppige vijand - waar had hij dat ooit gehoord?
'Iederéén kent de Ziener', zei Galdin lachend. 'Hou je maar niet van de domme. Hoe dan
ook, die Ziener interesseert me geen zier. We hadden het genoegen dat de Wijsgeer ons
een eindweegs vergezelde. Maar bij het Ven sloeg hij af. In het Ven is de Bron van
Begrip verscholen, zie je. Ze noemen het ook wel het Water der Wetenschap. Ze zeggen
dat een bad in het Ven alle scholing overbodig maakt; daarna neem je kennis op als
appelepap.'
'Zoiets heb ik wel eens gehoord', zei Elvin. Er was een schokje door hem heengegaan,
dat Verris achter hem hopelijk niet had opgemerkt. Dat ven waar Galdin het over had
moest de poel in het ravijn zijn. Veel herinnerde hij zich er niet van. Maar de woorden
van de andere floorn hadden vonkjes van herkenning in zijn geest veroorzaakt. En hij
merkte dat de woorden 'kennis' en 'wetenschap' een soort drang in hem losmaakten. Alsof
ze iets te maken hadden met de missie die hij, naar hij meende, moest hebben.
Gelukkig was de begroeiing dichter geworden en moesten ze hun aandacht bepalen tot het
struikgewas. Galdin en Verris reisden niet toevallig samen, dacht Elvin. Want een floorn
die wist waar hij heen ging, kon zijn doel op een gemakkelijker manier bereiken.
Ze liepen twee, drie glazen lang volgens Elvins schatting. Het gesprek was stilgevallen
en werd niet hervat. Na een tijdje begon het Elvin op te vallen dat Galdin telkens
omkeek en dan naar hem keek met die vreemde, half nieuwsgierige, half ongeduldige
blik. Het ongeduld nam toe, en toen het gaan weer wat makkelijker viel, vroeg Galdin:
'Wel eens geweest? Bij het Ven?'
'Eén keer maar', zei Elvin, tot dan toe naar waarheid. 'Maar het lokte me niet
aan een bad te nemen. Het ligt toch in een ravijn, niet?'
Galdin lachte luid, zonder reden, vond Elvin. Twee witte vogeltjes fladderden
verschrikt op uit een berk en zaten elkaar buitelend na.
'Horen die vogeltjes bij jou?' vroeg Elvin. Galdin stopte pardoes; Elvin
kon nog maar net uitwijken.
'Ik dacht dat ze jou volgden, om je de waarheid te zeggen', zei Galdin.
'Is dat dan niet zo?'
'Niet onmogelijk', zei Elvin onzeker. Zijn geheugen leek vluchtig en lichtzinnig
als een floorn... Hij liep Galdin voorbij en merkte dat die zich achter hem in
het rijtje voegde. Goed dan, als ze wilden dat hij de route bepaalde, zou hij
dat doen. Met een half oor luisterde hij naar het liedje dat Galdin zong. Een echt
floornliedje; aanvankelijk luisterde hij er met genoegen naar.
'Val in het Ven,
ven in het dal,
daal in de diepte,
diep is de val...
Vraag wie ik ben -
veel is niet al.
Spring in de wel!
Welke ook ging,
ving in de verte
verwonderd zichzelf...
Vraag wat je wilt!
Ik ben je gezel.'
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |