Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 15: Elvin de Stralende

11

Elvin stond op. Hij keek neer op Rorin, die nog lag te slapen. Tot zijn verbazing lag Galdin Veernest ook onder de dekens van hun leger. Eigenlijk had hij verwacht dat de schijngestalte zou zijn verdwenen, opgelost in het niets, op het moment dat zijn geheugen terug zou keren.
Galdin deed zijn ogen open en geeuwde.
`Valt het tegen?’ vroeg hij Elvin. `Ik ben er nog, zoals je ziet. Mij raak je niet meer kwijt. Maar wees niet bang: ik zal je niet meer dwarszitten. Almesis heeft gedreigd me te verpluizen als ik je nog langer plaag.’
`Verpluizen?’ vroeg Elvin. Het deed er niet toe; kennelijk was het dreigement voldoende om Galdin tot inkeer te brengen.
`Ik heb een opdracht’, zei Galdin gewichtig terwijl hij op één elleboog overeind kwam. `Met ingang van vandaag ben ik voor het oog van de wereld Elvin Nedergast, drager van de timantijn. Ik moet op me laten jagen tot in de verste uithoeken van de Bewoonde Wereld...’ Hij lachte; hij scheen het nogal grappig te vinden.
`Welke dag is het?’ vroeg Elvin. Het leek hem era’s geleden dat hij was ingeslapen.
`De dag na gisteren’, zei Galdin droog.
`En gisteren hebben wij elkaar ontmoet.’ Almesis verscheen voor hun nis, geheel gekleed, in zeemleer en bont zoals de vorige dag, maar zoet geurend naar smeerwortelzeep. `Vandaag zullen de Zusters en de heer van Orion hun besprekingen voortzetten, maar jij zult daar niet meer bij zijn, Elvin. Kom mee naar buiten, dan kunnen we praten.’
Ze nam hem mee, door de omheining en over de brug, naar het hazelaarsbosje dat zo geschikt was voor geheim overleg. Met welbehagen snoof Elvin de al herfstige ochtendlucht op. Hij raapte een paar hazelnoten en knabbelde ze op bij wijze van ontbijt terwijl hij luisterde naar de Oudste Zuster van de Orde der Marmalen.
`Toen ik zei dat je zou verdwijnen’, begon ze, `bedoelde ik dat niet letterlijk. Voor het oog van Mensen zul je verdwijnen; Galdin zal je plaats innemen. De koninklijke garde is onderweg naar hier; Aisa en Alwen hebben voor de maan onderging nog een verkenningsvlucht kunnen maken. Galdin zal zich aan de wachters vertonen met een sieraad van blauw kwarts en kattenzilver, en als hij “betrapt” wordt, vluchten. De weg die hij zal kiezen hangt van jou af. Jij zelf zal een andere weg gaan, een duistere weg, helaas. Maar er zit niets anders op.
Je weet dat de Griffioenen door koningin Aza geknecht zijn, nietwaar? Gryppok, vroeger een eerbiedwaardig en wijs dier, is onder haar invloed veranderd in een bloeddorstig wezen. Maar hij heeft twee zoons, als jongen uit de horst gevallen en door een van mijn jongere zusters gevonden en opgevoed. Gris en Grijn zijn aan Aza’s boze macht ontkomen; zij zullen je helpen.’
`Helpen?’ vroeg Elvin benauwd. Gauw bang was hij niet, maar hij had de moorddadigheid van de grijpvogels van nabij gadegeslagen.
`Je taak zal niet gemakkelijk zijn’, zei Almesis. `Maar denk aan de woorden van de Ziener: je bent tot grootse daden voorbestemd.’
`Dat zei hij helemaal niet!’ piepte Elvin. Die Mensen ook met hun voorliefde voor `grootse daden’! Hij wilde zelf niets liever dan zich bij zijn drom voegen. En als Galdin bereid was in zijn plaats als lokaas te dienen, wat hield hem dan tegen?
`Lavendel’, zei Almesis. `Jij bent aangewezen om het meisje in veiligheid te brengen. Weerloos en zonder ziel als ze door het leven gaat, is ze Aza’s enige zwakke plek. Red haar, en red daarmee de Bewoonde Wereld van de ondergang. Want als Aza wint, rest niets dan duister.’
Elvin boog zijn hoofd en vroeg: `Vertel me dan, Zuster Almesis, wat ge van me verwacht.’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision