Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 11: De Grote Samenkomst

3

Elvin kreeg een schok. Koning Oswel! In vermomming in hun eenvoudige logement, op hun benepen kamer, en zo dichtbij dat hij hem had kunnen aanraken als hij had gewild!
Wat de monarch wilde was duidelijk. Hij had Taris opdracht gegeven zijn bruid gade te slaan en haar bedoelingen te doorgronden, maar hij was ongenegen zijn bevindingen te bespreken in het wespennest dat het paleis moest zijn, met al die vorstelijke gasten en hun spionnen, met muurschilderingen waarvan de ogen leefden en wandkleden waarachter oren zich spitsten...
Taris was weinig mededeelzaam geweest. Elvin had hem veelvuldig in het gezelschap van Vrouwe Aza gezien, maar wist niet wat er tussen die twee werd besproken. Ook met jonkvrouw Lavendel had Taris zich beziggehouden; Elvin had meermalen opgemerkt dat dan óf haar moeder óf haar vader er met een jaloerse bezitterigheid tussengekomen was. Wat de Bergamoner van het meisje wilde, begreep Elvin niet. Doorgaans besteedden Mensen niet zo veel tijd aan degenen die geen nut voor hen hadden.
`En, hoe vaart mijn beminnelijke bruid?’ wilde de koning weten. Er klonk lichte spot door in zijn stem, maar Taris deed of hij die niet opmerkte.
`Ze schijnt tevreden met het verloop van de beraadslagingen Sire, hoewel ik denk dat zij nog troeven in haar mouwen houdt.’
`Spreek me niet zo aan, verkeerde oren zouden het kunnen opvangen. Heeft ze verlangend naar mijn komst uitgekeken?’
`Nee. Ze maakte eerder de indruk dat ze koortsachtig voorbereidingen trof om iets in orde te krijgen voor uw komst. Ze stuurt voortdurend bedienden en boodschappers uit.’
`Zo.’ De koning, afgetekend tegen de maanverlichte lucht, knikte nadenkend. `Enig idee wat dat zou kunnen zijn?’
`Eén van de dingen waar ze zich druk over maakt, is het welzijn van haar dochter. Ze schijnt te zoeken naar een verblijfplaats waar Lavendel veilig zou zijn, mocht het tot krijgshandelingen komen.’
`Daar rekent zij dus op?’
`Vast, Si - vast.’
`Ook al zijn al die afgevaardigden hierheen gekomen om een dergelijk onheil af te wenden?’
Taris zweeg.
`Ik begrijp het’, zei Oswel. `Hoe spreekt zij over mij? Ik heb haar slechts even ontmoet. Ze is uiterst bekoorlijk, moet ik zeggen, en van een lieflijkheid die, helaas, wel enigszins bedrieglijk en dubbelzinnig aandoet.’
`Ze is zo arglistig als een slang’, viel Taris uit. Hij vergat zijn stem te dempen en keek om naar het ledikant. Elvin kreunde, alsof hij half ontwaakte en weer insliep. `Ze spreekt in het geheel niet over u. Ik ben er zeker van dat zij bedoelingen heeft die niet met de uwe stroken’, ging Taris verder. `Wat doen bijvoorbeeld die Grijpvogels in de heuvels van Wega? Ze zijn haar onderhorig; als zij het teken geeft verscheuren ze alles wat leeft in de wijde omtrek.’
`Hm. Toch beweert ze dat ze vrede wil...’
`Dat bewéért ze, ja! Maar intussen stookt ze her en der kleine vuurtjes op. Zo maakt ze de Aardmannen lekker met de timantijn. Het beroemde sieraad, weet ge wel? Ze verspreidt het gerucht, of liever, dat laat ze verspreiden, dat het één van de Bronnen van Inzicht zou zijn.’
`En, is het dat?’ vroeg de koning. Iets van gretigheid klonk in zijn stem door.
`Als het zo zou zijn, mag ik hopen dat ze hem vindt!’ zei Taris scherp. `Nee, Si... Nee, als de vrede u lief is, geloof dan liever geen woord van wat zij u influistert!’
`Zo. Een wijze raad. Maar waarom denk je dat ik naar vréde streef?’ vroeg de koning.


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision