Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 13: De geheimen van Orion
12
Elvin probeerde te lachen, maar het
klonk hem zelf onnatuurlijk in de oren.
`Ik denk niet dat jij je laat opbergen’, zei hij.
Marente schudde zo wild haar hoofd, dat haar hoofddoek scheef zakte.
`Nee, dat laat ik me ook niet! Ik niet!’ Tot Elvins verbazing zag hij dat er
tranen in haar ogen stonden. `Taris kan doen wat hij wil! Ik trek me niets van
hem aan! Ik - ’ Ineens brak ze af en keerde zich om. `Je vrienden zitten binnen
twik te spelen’, zei ze met verstikte stem. `Ze zijn vast vrolijker gezelschap
dan ik.’
Elvin deed alsof hij zich bij hen wilde voegen, maar hij sloop zonder de grote
hal binnen te gaan de trap op naar de galerij aan de rechterkant. Op de overloop
bleef hij even luisterend staan. Het was doodstil. Marente moest zich vergist
hebben, want ook van beneden kwam geen geluid, zelfs niet het tikkelen van
twikstenen. Hij keek naar de zoldering. Geen vleermuis te bekennen. Dicht
tegen de wand, waar de planken het minst zouden kraken, sloop hij naar de
deur waarachter volgens zijn schatting de geheimzinnige zangeres moest huizen
- als zij bestond.
Plotseling klonken er voetstappen op uit de voorhal. Iemand betrad de grote zaal.
`Is daar iemand?’ riep Airam. Elvin drukte zich plat tegen het houten schot. Beneden
bleef het stil. Heel lang wachtte Elvin, maar er was niets meer te horen. Toch
meende hij dat de vrouw de ruimte niet had verlaten. Wachtte zij, net als hij,
tot een gerucht hem zou verraden? Zonder zijn voeten op te tillen schuifelde hij
duim voor duim naar de reling. Het kostte hem zeker een half glas voor hij de
korte afstand overbrugd had. Hij probeerde te versmelten met een van de posten
die het hekwerk droegen en gluurde naar beneden. Zonlicht dat door het bewerkte
venster scheen, wierp een brokkelig patroon van kleur op de met schors bedekte
vloer. Vreemd genoeg was de voorstelling in het venster er niet meer in te
herkennen.
Midden in die kleurige plek stond Airam. Ze leek staande te slapen. Ze
had haar gezicht opgeheven naar het licht, maar ze stond zo roerloos dat ze net
zo goed een beeld had kunnen zijn. Haar armen hingen af van haar schouders, maar
haar handen hield ze op, de handpalmen naar boven en de vingers gespreid. Het
gekleurde licht leek er druppels op te vormen. Elvin hield haar nauwlettend
in de gaten, maar zelfs na een honderdtal ademtochten van hemzelf had hij haar
nog niet één keer zien ademhalen. Plotseling werd hij ongerust. Was ze verlamd
geraakt, of gestorven waar ze stond? Hij wist weinig van de manier waarop Mensen
stierven.
Hij wachtte, maar er gebeurde niets. Eindelijk besloot hij Airam te vergeten
en zijn eerdere plan te volvoeren. Achteruit schuifelde hij uiterst langzaam
terug naar de wand, en daarna voetje voor voetje in de richting van het
geheimzinnige vertrek. Hij drukte even zijn oor tegen de wand, en meende een
zwak gekreun op te vangen. Maar zijn verbeelding was door de gebeurtenissen
van de afgelopen dagen wellicht overspannen geraakt...
De deur was van zwaar eikenhout. Er zat een houten klink op en, tot Elvins
verwarring, een grendel. Hij strekte zijn hand ernaar uit; nagelmaantje voor
nagelmaantje schoof hij hem terug. Nu de klink geruisloos omdraaien...
`Elvin Nedergast!’ Airam had haar stem niet verheven, maar haar woorden vulden
de hele hal. `Open die deur, floorn, en draag de gevolgen!’
Geschrokken liet Elvin de deurklink los. Hoe kon de vrouw weten waar hij
was, wat hij uitvoerde? Ze kon hem op de plek waar ze stond zien noch
horen...
`Open die deur en het hemelse vuur zal je treffen!’ Ze klonk kalm en
beheerst, bijna vriendelijk; toch sidderde Elvin. Toen hoorde hij binnen
in het vertrek iemand hartverscheurend snikken... Beslist strekte Elvin
opnieuw zijn hand uit naar de klink en draaide hem om.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |