Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 9: Een opdracht voor Taris
12
Elvin luisterde scherp. Nee, het gescharrel van Galdin klonk ver weg,
minstens veertig voet. Hij haalde de brief onder zijn buis vandaan en
stak hem Taris toe.
‘Lees hem later’, zei hij gedempt. ‘Windar en de zijnen droegen hem bij
zich, hij komt van de koning.’ Voor meer was geen tijd, want plotseling
klonk van vlakbij het vrolijke fluiten van de schijnfloorn. Taris stak
de de brief haastig weg. Gelukkig gedroeg hij zich of er niets aan de hand
was. Hij stak een vuurtje aan waarop hij vreemde vruchten roosterde die hij
onderweg geplukt had. Ze waren onregelmatig van vorm, groen, en hol van
binnen. Ze smaakten niet zoet, maar eerder zoals gras geurde. Taris zei
dat ze een versterkende werking hadden en gaf Elvin de grootste. Het was
zo lang geleden dat hij gegeten had dat het lekkere maaltje hem bijzonder
goed bekwam. Maar meer nog deed het hem goed dat Taris hem weer scheen aan
te zien voor degene die hij was, al liet hij het niet met zoveel woorden
blijken. Na het eten strekte Elvin zich uit op een tak van de vlier, met zijn
hoofd tegen de stam, en viel in slaap.
Hij wist niet pecies wat hem gewekt had, maar toen hij wakker werd, zat Taris
gebogen de brief te lezen bij het licht van de gloeiende houtskool. Hij las
hem misschien twee of drie keer, gooide hem toen in het vuur en keek toe hoe
hij tot as verbrandde. Daarna zat hij nog lange tijd na te denken, zijn hoofd
geleund op zijn handen en zijn ellebogen op zijn knieën, totdat hij zich eindelijk
naast het vuur te slapen legde.
De volgende ochtend liet Taris geen woord los over de brief. Na een karig ontbijt
braken ze op, en even later kwamen ze aan een splitsing. Rechtdoor liep de weg
naar Sol, de stervormige hoofdstad van het rijk. Daarlangs was Aza getrokken;
daarlangs zou Taris willen gaan. De andere weg kronkelde tussen de heuvels
naar het westen. Dat was de weg die Galdin aanwees.
‘Wat hebben wij met Aza te maken, de vorstelijke vrouwe met haar vorsende blik?
Laat zij haar eigen vreselijke oogmerken volgen, wij hebben een vrolijker streven.’
Taris schudde langzaam zijn hoofd en sloeg de weg naar het noorden in alsof
Galdin niets gezegd had. Elvin wilde hem volgen, maar Galdin hield hem tegen.
‘Wat heeft hij plotseling?’ vroeg hij. ‘Laten jij en ik dan naar het westen
gaan. Ik zeg je: daar in Orion is iets te vinden dat je beslist de moeite
waard zult vinden.’
Twee sneeuwwitte vogeltjes doken op vanuit het niets en streken neer op
een tak. Met scheve kopjes keken ze Elvin aan. Ze schenen te wachten tot
hij een beslissing nam. Onderhand was Elvin flink nieuwsgierig geworden
waarom Galdin zo graag naar Orion wilde gaan, of waarom hij Elvin daarheen
wilde hebben. Nieuwsgierigheid was zijn grootste ondeugd, en hij kwam in
de verleiding om het uit te zoeken. Maar de terugkeer van de vogeltjes, die
hem vergezeld hadden totdat hij zich bij Aza had gevoegd, deed de balans
naar de andere kant doorslaan. Hij schudde zijn hoofd en volgde Taris. Onmiddellijk
vlogen de diertjes op en fladderden van struik naar struik langs de weg, voor
hem uit. Elvins humeur knapte er een stuk van op. Die vogeltjes hadden iets
met de Ziener te maken. En die was hem goed gezind, dat wist hij zeker.
Galdin was de andere weg ingeslagen. Elvin keek hem even na, haalde toen zijn
schouders op en stapte stevig door. Die Galdin Veernest kon doen wat hij wilde!
Taris had er goed de pas in. Vrouwe Aza inhalen zouden ze vandaag misschien
nog niet, maar ze konden er in elk geval voor zorgen dat de afstand tussen
hen niet nog groter werd. Zelfs als ze werden ingehaald door de ruiters van
Oswel, zou er op de weg naar Sol vast niet veel gebeuren. De tussenliggende
hoeven en paltsen zouden niet zo gauw het toneel zijn van de listen en
lagen van de machtigen. Elvin had daar trouwens ook niet de minste behoefte
aan; hij zou er gauw genoeg weer middenin zitten.
Toen schoot hem plotseling zijn steentje te binnen. Dat had Galdin nog!
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |