Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 14: De derde bron
9
`Mooi’, zei Werefried. `Ik heb dus geen enkel
gevaar te duchten bij mijn tocht over de bergen.’
`Garris’, ging Airam door, `werd nooit meer de oude; geen zinnig woord kwam ooit
nog over zijn lippen. Dagaris zweeg over zijn belevenissen. Hij ontbood handwerkslieden
van heinde en verre, liet het venster vol bloemen in de grote zaal aanbrengen en
plantte eigenhandig op elke binnenhof geurige kruiden. Waaronder veel sterrestro en
zeeroos, die kwade geesten afweren. Het baatte niet; hij overleed kort daarna aan
een dronk die zijn vrouw hem aanbood. Zij zelf droeg een kind onder het hart, maar
spoedig daarop stierf ook zij, in het kraambed, nadat ze een levenloos gedrocht had
gebaard. Orion werd verlaten en verviel; totdat de vader van de huidige heer het in
leen kreeg. Op het Huis van Zodiac heeft geslachtenlang een vloek gerust, maar het
zou te ver voeren daarvan te verhalen.’
`Toch’, zei Werefried koppig terwijl hij gedachteloos het haar van zijn mooie dochter
streelde, `laat ik me niet afschrikken. Ik ben niet van plan me van de gebaande wegen
te wagen en ik verwacht dat Taris me een geleide zal geven om ons te vrijwaren van
struikrovers en dergelijk gespuis. Voor schimmen, stenen draken en kwelgeesten van rook
ben ik niet bang; ik geloof er niet aan. Het gevaar dat mijn dochter bedreigt is
werkelijk; ze moet zo snel mogelijk naar Mandipor, waar ze onder bescherming zal
staan van haar oom, koning Berthelan zelf. Morgen vertrek ik. Tracht niet mij te
overtuigen - men noemt mij niet voor niets de Wijze.’
Elvin merkte een flakkering op in de anders zo levenloze blik van Lavendel. Hij
verstoutte zich haar gevoelens even te laten samenvallen met de zijne. Tot zijn
schrik werd hij een tomeloze vrees gewaar. Zo grondeloos was die angst, dat hij
zich er onmiddellijk weer voor moest afsluiten. Maar zijn hart opende zich voor
het meisje en zonder erbij na te denken zei hij: `En ik ga mee.’ Rorin, die zich
verwonderlijk stil had gehouden, sloot zich bij hem aan.
Airam hief haar handen en liet ze weer in haar schoot vallen. Marente zat op haar
lip te bijten maar zei niets. Taris knikte langzaam.
`Zoals je wilt. Ik zal je niet tegenhouden, Werefried, en dat geleide kun je krijgen. Ik
voel er weinig voor om de krijgslieden van de koning op mijn dak te krijgen omdat
ik de koningin gevangen houd. Maar’- nu richtte hij zich tot Elvin - `ik smeek jou,
kleine floorn, je niet te begeven in avonturen die de jouwe niet zijn. Blijf hier
en wacht tot... Op een bijeenkomst, een beraadslaging die hier binnenkort zal
plaatsvinden.’ Hij keek naar de eikenhouten deur, die op een kiertje openging en
waardoor pekdampen binnenglipten, samen met de schijnfloorn. `Galdin! Help me Elvin
hier ervan te overtuigen dat hij zich beter onder mijn hoede op Orion kan verschuilen
voor ‘s werelds strijdgewoel, dan met Werefried het gevaar tegemoet te trekken.’
Galdin liet zich op de hoogte brengen. Elvin hield voet bij stuk. De jonge koningin
was te weerloos, en Werefried mocht dan haar vader zijn, van diens vermogen haar
wensen en behoeften te raden had Elvin geen hoge dunk. De Ziener had een opdracht,
een taak voor hem voorzien, nu, deze taak was even goed als elke andere. Galdin gaf
zijn pogingen op en het gezelschap begaf zich ter ruste, aangezien Werefried voor
dag en dauw wilde vertrekken, vóór zijn mogelijke achtervolgers de palts zouden
bereiken.
Ze sliepen allemaal samen, behalve Marente en Airam die samen het grote huis
verlieten, in een van Taris’ vertrekken, omdat het beneden vergeven was van
de stank. Nog vóór het licht was, liet Werefried hen wekken. Na een haastig
ontbijt van havermoutpap verzamelden ze zich in de kille ochtendschemering
op de buitenste binnenplaats, vlak onder de omheining. Taris kwam hen persoonlijk
goedendag wensen; Galdin overhandigde Elvin zijn steentje weer.
`Als bescherming’, zei hij, `je zult het nodig hebben, ben ik bang.’
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |