Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 3: De ster in het noorden
9
'Ze hebben paarden', zei een andere stem. 'Konnog
is er al achteraan. Er moet er nog ergens een zitten. Snijd jij deze de keel maar af.'
'Ja maar wacht effe', zei de ander. 'Ik heb wel eens gehoord over Florijns goud...'
'Ja verrek', zei degene die de leider scheen te zijn. De mokerarmen lieten hem los. De
tweede man verscheen nu van opzij in Elvins gezichtsveld. Het was een rauwe klant, net
zo gekleed als zijn maat, met halfblote dijen en daaronder beenkappen van ongelooid leer
dat verschrikkelijk stonk. Op zijn hoofd droeg hij een soort kap van bevervel, met de
staart naar achteren. `Verrek ja... waar één floorn is, daar zitten ze allemaal, dat weet
iedereen. En dat goud van ze, daar zit de hele Bewoonde Wereld achteraan. Ze zeggen dat
het ongewoon puur is.’
'Afmaken?' vroeg de man met het zwaard. Hij had het accent van de Sagaren. 'Of laten
lopen? Misschien leidt hij ons naar -'
'Nu niet meer dus. Hij is niet doof! Matter, wanneer leer je je
klep toch eens houden.'
'Spijt me baas.' De druk op Elvins hals werd lichter. Hij maakte er meteen
gebruik van. Hij zette zich af tegen de arm en kronkelde zich om - Mensen
vergaten altijd dat Floorn een ruggengraat hadden die naar twee kanten kon
buigen - en schoot tussen de benen van de barbaar door.
'Hee!'riep de man die Matter werd genoemd woedend. 'Hier blijven, kreng!'
Elvin was tussen twee berken doorgerend en doorkruiste nu kriskras het struikgewas,
maar toen hij hoorde dat de man de achtervolging inzette, nam hij een duikvlucht
onder een struik. Weglopen kon altijd nog. Het werd nu snel donker en het bos was
vol gekraak, misschien van de paarden. Ze zouden denken dat hij de benen had
genomen. Zo stil als hij kon en trachtend niet te hijgen bleef hij liggen. De
zware stappen van Matter stampten voorbij. Verderop hoorde hij geschreeuw.
'Floorn, gevaar!' Dat was de stem van Taris. 'Vlucht!’' En daarna een hartgrondige
Sagaarse vloek - ook van Taris. Een pijl zoefde langs en boorde zich zoemend in een
beukenstam naast het bosje waar Elvin verscholen lag. Meer gestamp - Taris' stem,
die soebatte, een derde rover die hem toebeet dat hij zijn bek moest houden... Taris was
gevangen!
Elvin drukte zich tegen de grond en maakte zich onzichtbaar. Het was donker, maar hij was
naakt en zijn huid zou licht afsteken tegen de donkere humus; het vereiste al zijn
concentratie. Hij moest denken als een hoopje bladeren, denken als een bosje stekelige
takken... nee: denken als een paar stukken berkenbast, aan de kant geschopt door een
Sagarenlaars.
'Waar is die floorn gebleven?' vroeg de de derde man - Konnog wellicht - griezelig
dichtbij. 'Ik dacht dat jullie die verdomme hadden.'
'Gevloden', zei de leider van het stel.
'Huh?'
'Die is ‘m gepeerd, snuggere.'
'O, zeg dat dan.'
'Zeg dat dan, báás!'
'Ja baas. En nu? Gaan we erachteraan?'
'Hij was zo nakend als toen hij geboren werd', zei Matter. 'En we hebben
zijn knol. Zit ook niks geen bagage op, maar het is een prima beessie
verder. En je weet hoe ze zijn, die Floorn: ze kunnen vliegen als ze er zin in hebben.'
'Je moet niet alles geloven wat er gezegd wordt', zei de leider knorrig. 'Maar vooruit,
genoeg geraaskald. We hebben deze, en als ik me niet vergis...'
Er viel een stilte, verbroken door nog een vloek van Taris.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |