Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 17: Onvoorzien heul
5
Het was niet de tijd om zich zulke vragen
te stellen. Terwijl hij toekeek hoe Marente doorging een lang en sterk koord te
knopen, begreep hij wat ze van plan was. Afdalen tot in de stroom, waar ze los
zouden laten en zich mee zouden laten drijven. Het was gevaarlijk, met al die
rotspunten waarop ze te pletter zouden kunnen slaan, en met de draaikolken die
er moesten zijn. Maar vroeg of laat zou de Pikon bovengronds komen; het was hun
enige kans.
Met één bezwaar: dat Elvin de meisjes alleen zou moeten laten gaan. De scherpe
stenen punten zouden zijn kwetsbare lichaam aan flarden rijten. Hij zou niets
zeggen, doen alsof hij als laatste wilde afdalen, en dan wachten tot hij hen niet meer
kon zien. Als hij zich ervan had vergewist dat ze veilig waren, zou hij deze spelonk
verlaten, en teruggaan, het donker in. In de hoop dat de andere gang een uitweg zou
bieden. En in de hoop dat hij niet zou verdwalen, opnieuw in de greep zou raken van
de Naamloze...
Zonder een woord greep hij het uiteinde van het voddentouw en bond het stevig om
een pilaar van druipsteen. Hij ging er met zijn volle gewicht aan hangen; het
hield. Toch zei hij Marente het ook eerst te beproeven, want rank als ze was,
was ze nog altijd een stuk zwaarder dan hij.
`Jij eerst Marente’, zei hij. `Dan kun jij het koord strak houden en Lavendel
opvangen. Ik... kom als laatste.’
`Nee’, zei Marente. Jij gaat eerst. Probeer je niet te laten meesleuren voordat
we alledrie beneden zijn. En dan: kin op je borst, voeten omhoog en vooruit, dan
vangen je benen de schokken op. Verzet je niet tegen de stroom. Ik heb het thuis
in de beek vaak genoeg gedaan. Het is leuk.’
`Jij gaat eerst’, hield Elvin vol.
`Nee.’ Marente keek hem koppig aan. En in de Onderwereld had hij gemerkt hoe
vasthoudend ze kon zijn.
`Ik ben verantwoordelijk voor Lavendel’, zei Elvin. `ík heb de opdracht
gekregen. En jij doet wat ik zeg.’
Marente sloeg haar ogen neer.
`Goed dan’, zei ze. `Maar onthoud het, hè: voeten vooruit en je hoofd boven
water!’
Ze daalde af, met ahar voeten tegen de wand. Het koord slingerde en ze botste
telkens met schouders of heupen tegen de gladde wand, maar het lukte haar. Tot
haar enkels in het water zocht en vond ze houvast. Elvin leidde Lavendel naar
het koord. Eerst begreep ze de bedoeling niet, en ze keek angstig, maar toen
ze Marente in de diepte zag, die haar geruststellend lachend wenkte, deed ze
wat van haar werd verlangd. Zodra ook Lavendel voet aan de grond had
gekregen - wankelend in de sterke stroom, die ijzig koud moest zijn - knoopte
Elvin het koord los en gooide het naar beneden.
`Gebruik dat om bij elkaar te blijven’, riep hij. Zijn woorden kaatsten
tegen de wanden en ebden galmend weg. `Ik kan niet mee. Ik zou het niet
overleven.’
Marentes jammerkreet vulde de hele spelonk.
`Je had het beloofd! Ik ben je mijn leven schuldig!’
`Floorn denken niet in schuld’, zei hij. `Ga nu maar. Wie weet hoe lang het
nog duurt, en in het donker heb je geen schijn van kans. Wind het koord om
jullie polsen. Goeie drift!’
Hij trad terug tot waar de meisjes hem niet meer zouden kunnen zien. Toen hij
de indruk had dat ze hem hadden gehoorzaamd - ze konden trouwens niet veel
anders - gluurde hij weer over de rand. Hij was net op tijd om de meisjes om
een bocht te zien verdwijnen, hun grijze haar zacht glanzend tussen de
schuimkoppen.
Toen draaide hij zich om en liep het duister tegemoet. Hij had gedaan wat hij kon.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |