Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 10: De Zonnekoning
3
De pop was verkrampt blijven liggen,
in de houding waarin hij in de kist gelegen had. Hij hapte naar adem en probeerde
te praten, maar het lukte hem niet. Zou hij de gesproken taal al machtig zijn? Poppen,
zoals de floorntjes genoemd werden die net uit de cocon kwamen, onderhielden zich
woordloos met elkaar en hun ouderen. Pas als ze ongeveer zes winters oud waren,
begonnen ze met praten. Elvin knielde naast hem neer en masseerde zijn polsen en
enkels. Daarna begroette hij hem op z’n florijns, door zijn hand te nemen en aan
de rug te snuffelen. Toen zijn arm zich strekte, gilde het kleintje van pijn.
Daardoor werd Elvin zich weer bewust van zijn omgeving. Luisterend hief hij zijn
hoofd - was er niemand op de binnenplaats? Op de overloop? Tenslotte bevond hij
zich in een vertrek waar hij niets te zoeken had, temidden van de waardevolle
bezittingen van iemand die dan wel een schurk mocht zijn, maar die rijk genoeg
was om gelijk te krijgen, desnoods te kopen, van lieden als herbergiers en
rakkers. Hij liep naar het raam, maar in de hof scharrelden alleen een paar
kippen. Hij luisterde aan de deur, maar daarbuiten was alles stil.
De jonge floorn keek angstig naar hem op; zijn grote ogen volgden elke beweging
die Elvin maakte. Om hem gerust te stellen, babbelde Elvin tegen hem: `Van mij
heb je niks te vrezen kleintje. Wij zijn verwanten, of toch tenminste soortgenoten. Ik
zou jou niet opsluiten, in een kist in een kast in een kamer in een kroeg. Nou ja,
een kroeg, het is een heel behoorlijk logement. Maar niet, denk ik, als je veroordeeld
bent tot een kist in een kast. Kom, probeer je knieën maar eens te strekken....’
Hij sloeg zijn arm om het kind heen en hielp hem overeind. `Kun je lopen? Want we
moeten hier weg. Ik ben hier niet op helemaal oirbare wijze gekomen, zie je. We
zullen moeten vertrekken zoals ik ben gekomen: door het raam, als een insluiper.’
Zijn gekeuvel scheen de pop op zijn gemak te stellen. De ronde ogen werden iets
minder groot en dwaalden zelfs af en toe even door de ruimte. Tot ze tenslotte
bleven rusten op de vensterbank, waar twee sneeuwwitte vogeltjes waren
neergestreken.
`Vriendjes van me’, zei Elvin, `ze volgen me overal. Behalve wanneer ik in het
gezelschap ben van Vrouwe Aza, want zij... zij heeft een kwalijke invloed op
alle levende wezens die het goede willen.’ Hij liet zijn pogingen het floornekind
naar het raam te helpen even rusten en keek peinzend naar buiten. `Ja, zo is het.
Ik had er nog niet eerder over nagedacht. Waar zíj komt wordt alles dof en doods
en stil. Behalve de Grijpvogels, die worden... Afijn, laat ik je nou niet bang
maken.’ Ze sleepten zich weer verder in de richting van het openstaande venster.
Het kleintje was zo licht, dat Elvin alleen behendigheid nodig had, en weinig
kracht, om het om de raampost heen zijn eigen kamer binnen te krijgen. Hij
opende de deur naar de gang, en toen hij zag dat de kust vrij was, glipte hij
weer terug in het vertrek ernaast om alles weer in de toestand te brengen
zoals hij het had aangetroffen. Hij vergat zelfs niet het deksel van de tinnen
beker weer op de grond te leggen, half onder de sprei. Eindelijk klom hij opnieuw
over. Maar net toen hij op zijn eigen vensterbank zat, riep iemand vanaf de
binnenplaats: `Hé! Inbreken, hè!’ Van schrik liet Elvin los; hij kukelde bijna
achterover. Haastig sprong hij naar binnen en sloot het raam. Beneden stond
een lodderige drinkebroer zijn kruis te krabben. Elvin stak zijn hand op,
opende het raam weer en riep iets over een luchtje scheppen. De man lachte
gorgelend en waggelde verder naar het gemak, dat tegen de paardenstal aanleunde.
`En nu moesten jij en ik maar eens praten’, zei Elvin. Hij bekeek zijn jonge
soortgenoot eens. Nee, geen pop meer, eerder een groenling al. `Hoe heet je?
Hoe ben je hier zo heel alleen verzeild geraakt? Want dat hoort niet voor een
floorn, dat weet je best.’, zei Elvin, die zelf al zolang alleen was dat hij
er bijna niet meer aan dacht. `Had je niet naar het verzamelsein geluisterd?
Was je vergeten bij zonsondergang in een boom te klimmen?’
Het kleintje deed zijn mond open, schraapte zijn keel en begon zo waar te praten.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |