Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 7: De uitgeblusten

10

Ik niet, dacht Elvin, ik ben niemand trouw verschuldigd dan mijn eigen volk... maar hij sprak die woorden niet uit. Omdat hij nog steeds niet voelde waar zijn volk zich bevond, voelde hij zich ontheemd, droevig en een beetje verloren zodra hij eraan dacht. Hij greep naar het steentje dat hem tot een troost geworden was. Weer keek hij naar de dreigende wal van het gebergte.
`Daar zijn ze’, zei Taris zachtjes, terwijl hij Elvin meetrok in de richting van de etenspot. `In het noorden. De Ziener heeft het gezegd en ik denk dat hij gelijk had. Ga met ons mee en je zult je volk terugvinden.’
Elvin schudde treurig zijn hoofd. Waarom wist hij niet, maar hij was er stellig van overtuigd dat het nog heel lang zou duren voordat hij weer zou zijn opgenomen onder de zijnen.
`Werefried heeft gelijk, oorlog tussen Bergamon en Saga is niet waarschijnlijk. Aza wil een hecht bondgenootschap smeden. Gevaar is er voorlopig niet te duchten. Dus hef je kin en de bierpul, laten we eten, drinken en vrolijk zijn’, zei Taris met platte scherts die Elvin niet van hem gewend was. Maar zelfs de soep bood geen troost, want er was wild in verwerkt - Elvin rook de doodstrijd van hazen, patrijzen en zelfs een eekhoorn - zodat hij er geen hap van eten kon en dus maar knabbelde aan een paar kruisbessen.
De volgende dagen werd het ernst met het klimmen. De weg was aanvankelijk goed begaanbaar, en ook over de pas scheen een redelijke weg te lopen, maar die kon toch alleen te voet te worden genomen. Aza kondigde aan dat ze de paarden en de wagens zouden achterlaten in het kamp van de uitgeblusten. Omdat daarvoor een omweg nodig was, en Aza niets van oponthoud wilde weten, stelde ze een paar lieden aan om ze weg te brengen. Elvin, die niet meer zo laag werd aangeslagen dat hij allerhande klusjes kreeg opgedragen, was kennelijk ook nog niet zo hoog in aanzien gestegen dat een dergelijke opdracht te min voor hem werd bevonden. Samen met de kok, die ook koetsier was, en twee knechten kreeg hij de zorg voor de paarden, de huifkar en de koets van de Vrouwe. Het speet hem erg dat hij afscheid zou moeten nemen van Flux, en hij hoopte maar dat die uitgeblusten goed voor haar zouden zorgen.
Op het moment dat het gezelschap zich zou splitsen, in de vroege ochtend, gebeurde er iets angstaanjagends. De nachtvlinders, die zich nu in een dubbele en hier en daar zelfs drievoudige laag op het doek van de huif hadden neergezet, vlogen op het moment dat Aza zich van de huifkar verwijderde om het bergpad omhoog te volgen, allemaal tegelijk op. Het geflapper van die duizenden vliesdunne vleugeltjes was als een duizendkelig gefluister, dringend en huiveringwekkend. In een grote, grauwe wolk verhieven de motten zich een ogenblik boven de huifkar, terwijl de randen van de vlucht rafelden waar enkele insecten een richting probeerden te kiezen en de rest mee probeerden te krijgen - of zo leek het. Toen steeg de hele zwerm op, loodrecht, versmalde zich in de hoogte tot een punt, kolkend en tollend als een omgekeerde wervelstorm, en het suizen verstomde langzaam terwijl de grauwe wolk vervaagde tot een grijze sluier en ten slotte niet meer te onderscheiden was van de nevels om de toppen van de Sluierbergen zelf.
`Daar zijn we vanaf’, zei Aza met een verbeten trek om haar mond. Ze trok de punten van haar gewaad door de gordel om haar middel - met robijnen afgezet - en vertrok met kordate pas. Maar Elvin, die scherpere ogen had dan Mensen, zag dat de nachtvlinders zich niet verspreidden, noch een onzekere koers volgden. Hoog boven de weg, verschijnend en verdwijnend tussen bergtoppen, volgden ze dezelfde route die Vrouwe Aza zou nemen.
Hij draaide zich om. Hij stuurde Flux, die als oudere, verstandige merrie als leidster zou worden aanvaard, voorop, het kronkelige bergpad af. Naar de kolonie van de uitgeblusten, het menselijk afval van de mijnen van Saga.


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision