Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 12: Verborgen bedoelingen

7

Elvin keek naar de jonkvrouw op. Ze zag er vriendelijk uit, met een hoog voorhoofd waarop bruine krulletjes dansten. Ze had een simpele witte hoofddoek om en een lichtgrijze mantel over haar blauwe reisgewaad. Haar lippen waren vol en hadden de kleur van morellen, haar glimlach was open en eerlijk. Maar een frons tekende zich af tussen de fijne wenkbrauwen.
`Laten we een moment afstijgen’, riep ze achterom naar haar mannen. Ze sprong op de grond zonder zich te laten helpen en reikte Elvin haar hand toe. Hij voelde zich zo op zijn gemak met haar, dat hij al bijna aan de rug ervan snuffelde. Net op tijd bedacht hij zich en maakte er een handkus van.
`Mijn naam is Marente’, zei de jonkvrouw terwijl ze haar mantel in de berm uitspreidde en erop plaatsnam. De mannen van haar geleide maakten het zich een eindje verderop gemakkelijk. `Marente, Vrouwe van Lier, maar ik woon tijdelijk bij mijn min op de heerlijkheid Orion.’
`Dan kunnen we samen reizen’, zei Elvin, `want ook ik ben op weg naar Orion. Wat is het nieuws dat uw voorhoofd bewolkt, vrouwe?’
`O, zeg maar gewoon Marente hoor’, lachte de jonkvrouw. `Deftig gedoe is niks voor mij. Ge bent een floorn, nietwaar? Ik heb nog nooit een floorn ontmoet. Ik dacht dat ze zich ver van door Mensen bewoonde streken ophielden?’
`Elvin Nedergast, met genoegen, en ja, ik ben alleen en ver van de mijnen. Tegen mijn zin en toevallig trouwens. Maar het nieuws waarvan ge spreekt is hier nog niet doorgedrongen. Eerlijk gezegd brand ik van nieuwsgierigheid. Het is al een tijd geleden dat ik in de stad was. Hoe is de Grote Samenkomst afgelopen?’
`Met een huwelijk’, zuchtte Marente. Ze stopte een krulletje weg onder haar hoofddoek. `O, het was groots, hoor, een heel spektakel. Vuurwerk en bloemenwagens en prikkelwijn uit elke fontein... Er was een vuurvliegjesballet en een nachtegaalconcert en de dansmeisjes van de koning gaven een voorstelling op het Hemelplein. Op elke straathoek werd kaneelbrood uitgedeeld. En dan met die wijn en die muziek... alle mensen waren vrolijk en lachten en dansten. Ik ook. Ik deed gewoon mee, brooddronken en zonder na te denken. Tot ik die arme bruid zag...’
`Die árme bruid?’ riep Elvin uit. Aza was nu niet iemand die hij zo gauw `arm’ zou noemen.
`Ja, ze zag er zo somber uit, zo eenzaam en verlaten. Eigenlijk alsof het niet tot haar doordrong wat er gebeurde. Ik zag haar toen ze voorbijkwam in een draagstoel, naast de bruidegom maar helemaal in de andere hoek, alsof ze bang voor hem was.’ Marente giechelde even. `En hij mag dan een koning zijn, maar báng voor hem zijn is toch echt niet nodig. Nee, niet om hem heb ik medelijden met haar. Maar om het leven in zo’n kil paleis, monddood gemaakt, een pop... Ze zal niet eens kinderen mogen krijgen, denk ik. Er is tenslotte al een prinsje, dat al jaren wordt opgeleid voor zijn toekomstige taak.’ Ze rilde. `Als ik denk aan zijn eerste vrouw, die langzaam wegkwijnde in haar weelderige vertrekken... die op het laatst niets meer wilde eten en drinken... dan heb ik medelijden met zijn jongste bruid. Over eten en drinken gesproken, hier, deel deze heerlijke bessentaart met mij.’ Ze wenkte een van haar dienaren die al een tijdje eerbiedig op een afstandje had staan wachten met een in een doek gewikkelde taart. Elvin nam een stuk aan en proefde; het was inderdaad verrukkelijk.
`Ge bent... je bent de eerste die ik medelijden heb horen uiten met Vrouwe Aza’, zei hij. `Eerlijk gezegd maakte ze op mij nogal een geduchte indruk. Zelf had ik eigenlijk eerder medelijden met koning Oswel. Het landsbelang dwong hem tot dit huwelijk, maar...’
`Aza? Oswel? Welnee! Het was ónze koning die trouwde! Met Aza’s dochter, Lavendel.’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision