Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 12: Verborgen bedoelingen

3

Maar Elvin had er genoeg van als een pakketje van hand tot hand te gaan. Hij ging op de rand van een fontein zitten en zei: `Als je het goed vindt, Parsis, zou ik graag eerst enkele dingen weten. Vind je het erg om een paar vragen van een nieuwsgierige floorn te beantwoorden? Als heraut ben jij het beste op de hoogte.’
Parsis viel voor de vleierij en ging naast Elvin op het marmer zitten. Zijn hand rustte op een albasten vissenkop.
`Ik ben je graag van dienst, voor zover in mijn vermogen ligt’, zei hij minzaam.
Elvin wist eerst niet wat te zeggen. Zoveel kwesties waren een raadsel voor hem, zoveel vragen wentelden rond in zijn gedachten. Daarom zei hij maar wat hem het eerst voor de mond kwam: `Waar zijn de floorn gebleven die hier zojuist moeten zijn aangekomen? Waar is Rorin, de groenling die ik onder mijn hoede heb genomen?’
Parsis glimlachte weer, een heel klein beetje smalend naar het scheen.
`De floorn vergaderen in de Koninklijke Kersentuin’, zei hij. `Nog deze middag zullen ze worden gehoord; de Samenkomst wordt vandaag besloten. Daarna is Oswel de Eerste van Saga aan de beurt, vervolgens Vrouwe Aza en ten slotte koning Solaris. De floorn hebben die eervolle plaatsing in de rij sprekers alleen te danken aan hun late aankomst, dat begrijp je. Floorn leggen niet bijzonder veel gewicht in de schaal.’
`Waarom is er dan toch zoveel belangstelling voor ons?’ vroeg Elvin. `Waarom laat koning Oswel door de hele Bewoonde Wereld op ons jagen?’
`Goede vraag.’ Elvin sprong op; die stem kende hij... Onder een van de bogen die toegang gaven tot de galerij trad Oswel tevoorschijn. Deze keer was hij in vol ornaat, en zijn zilvergrijze mantel, het koningsblauwe onderkleed en de eenvoudige zilveren hoofdband met de saffier in het midden maakten een herinnering in hem wakker, evenals de doordringende blauwe ogen onder de pikzwarte wenkbrauwen. `Prettig je weer te ontmoeten, Elvin Nedergast. Ik mag toch wel jij zeggen?’ Er lag iets spottends in ‘s konings blik, en hij wachtte dan ook niet voor hij verder ging: `Een maan of wat geleden heb ik je uit mijn rijk verbannen. Erg ver ben je niet gekomen, al schijn je wel het doel bereikt te hebben dat ik op het oog had... weet je nog welk doel?’ Afwezig aaide hij de eekhoorn op zijn schouder.
`Mijn volk’, zei Elvin. `De andere floorn.’
`Dus dat herinner je je, ondanks je val in het Ven der Vergetelheid.’ Met een schok besefte Elvin dat Taris hem dat verteld moest hebben. Natuurlijk, Taris was op de eerste plaats een van Oswels vertrouwelingen, en pas daarna, misschien, een vriend van hem, eenvoudige floorn.
`Nee’, waagde hij, `ik was het vergeten, maar later leidde ik het af. Wat me nog steeds een raadsel blijft, is wat gij toch van ons wilt.’
`En denk je dat ik daarop zou antwoorden? Rechtstreeks en oprecht zou antwoorden?’ Spotlichtjes flitsten door het blauw van die ogen.
`Nee’, zei Elvin eerlijk.
`Daar heb je dan gelijk in’, zei de koning. `Het wordt trouwens vanzelf wel duidelijk, nu je makkers en ik onder hetzelfde dak verblijven. Al moet ik zeggen dat de kennismaking een beetje tegenvalt. Al dat gebazel over wijn en gezang, al die woordkunstenarij...’
`Wij houden er nu eenmaal van ons te amuseren’, zei Elvin gekwetst. Gemakshalve vergat hij dat ook hij teleurgesteld was geweest in het gezelschap van déze drom...
`Aan het einde van deze Samenkomst’, zei de koning, `zal ik de vergadering vragen om uitlevering van deze stam. Van de stemmen van onze gastheer en mijn toekomstige bruid heb ik mij reeds verzekerd. Ik verwacht dat jij na de bruiloft met mij naar Saga zult terugkeren.’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision