Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 7: De uitgeblusten

1

Het vrouwtje plaatste zich tussen het vuur en de bank waarop Elvin weer was gaan zitten. Ze stond recht in het gezichtsveld van jonkvrouw Lavendel, die het echter niet scheen op te merken. Toen, voor Elvins verbijsterde blik, veranderde het vrouwtje van gedaante. Ze schrompelde ineen, dook in elkaar en werd een kat, met zwaaiende staart gereed voor de sprong. Toen begon ze weer te groeien en te zwellen, de vacht smolt weg en de groene kattenogen werden ronder, de armen groeiden, tot er een reus voor hen stond, zijn woeste haardos reikend tot aan de dakspanten. Meteen daarna kromp de gestalte weer, tot er een schriele man overbleef van onbestemde leeftijd, met warrig grijsblond haar en een eenvoudig zandkleurig gewaad. Tijdens al die gedaanteverwisselingen had het meisje naast Elvin op de bank zich niet verroerd, geen enkel teken van verwondering of angst gegeven. Ze blies in haar kom en dronk, met kleine slokjes, en het scheen haar niet te deren wat er rondom haar gebeurde.
`Dit nu is jonkvrouw Lavendel’, zei degene van wie Elvin zich nu kon voorstellen dat hij de Ziener was. `Schoon als de dageraad, slank als de bloem waarnaar ze is genoemd, onschuldig als een kind, onwetend als de beek die over rotsen en goud stroomt als waren die gelijk. Zij is doof, hoewel ze goed kan horen, en blind, ook al werken haar ogen naar behoren. Lavendel is enig in haar soort; ik ken geen mensenkind zoals zij.’
`Is ze...’ stamelde Elvin, want hij voelde zich er ongemakkelijk onder over het meisje te praten alsof ze er niet bij was, `is ze een wisselkind?’
De Ziener schudde zijn hoofd. `Wisselkinderen behoren tot het elfenvolk, en Lavendel is zonder twijfel een mens. Al stroomt er vreemd bloed door haar aderen... nu ja, hoe minder daarover wordt gezegd, hoe beter.’
`U... je... ge noemde haar de dochter van Vrouwe Aza?’ Elvin probeerde de blik van de Ziener te vangen, wat onmogelijk was, want de man was in de weer met poken en tangen, met potten en gamellen.
`De dochter van Aza is ze, en haar vader...’ De Ziener giechelde, en dat lachje leek veel op dat van het vrouwtje wier gedaante hij enkele ogenblikken eerder nog had gehad. `Haar vader is Werefried de Wijze.’
`Werefried!’ Elvin kon het niet geloven. Goed, erg wijs had hij Werefried niet kunnen vinden, maar hij wekte toch tenminste de indruk dat hij zijn leven wijdde aan overpeinzing en het vinden van de waarheid. Had hij niet gesproken van een weerzin tegen aardse verlokkingen? En híj zou de vader zijn van dit wonderschone meisje met de wezenloze blik?
`O, Werefried is niet altijd even wijs geweest als hij zich nu voordoet.’ De Ziener scheen niet veel met de vorser op te hebben. `Als jonge knaap, verwende oudste zoon van Koning Gamnelan van Mandipor, heeft hij menige beker mede geleegd, en menige maagd bekend. In feite had hij nogal een reputatie op dat vlak.’
Elvin schudde zijn hoofd. Hij wist niet wat te zeggen, maar de Ziener scheen geen aanmoediging nodig te hebben.
`Aza sleept het arme kind overal mee naar toe. Zij heeft geen benul van wat er in haar omgaat. Ze is nu eenmaal gewoon mensen, en andere bezielde wezens, te gebruiken alsof het voorwerpen zijn. Maar het lijdt geen twijfel dat Lavendel Aza’s zwakke plek vormt. Haar énige zwakke plek, helaas.’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision