Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 15: Elvin de Stralende
10
Elvin legde zich te ruste. Hij nam
de beker aan die Aisa hem bracht en dronk hem tot de laatste druppel leeg. Rorin,
die de Marmalen nu scheen te vertrouwen, was nog even naar buiten gegaan, `om een
beetje groei te ruiken’, zoals hij zei. Het schoot Elvin te binnen dat hij Galdin
en Verris, de schijngestalten, sinds hun terugkeer niet meer had gezien. Had
Taris hen van de heerlijkheid verjaagd? Morgen vragen... Toen overmande de
slaap hem.
Het was een vreemd soort slaap. Zijn ogen waren gesloten, en zijn oren en neus
leken ook wel dicht te zitten, want zijn omgeving nam hij niet meer waar. Toch
droomde hij niet. Hij was even helder als overdag. Het was een griezelige
gewaarwording en hij worstelde om te ontwaken. Overgeven, hoorde hij toen,
geef je over... Hij gehoorzaamde. De gedachten vloeiden uit hem weg als water
in het zand. Even was er nog het ruisen van zijn bloed in zijn oren, toen
verdween ook dat. Alles verhelderde tot een volkomen, ongebroken
wit.
De tijd kwam tot stilstand. Ergens sluimerde een vaag besef van wie
hij was, maar te zwak om het te vatten. Wit, geluidloos wit, geurloos
wit, bewegingloos wit...
Daar schoten er plotseling vonkjes doorheen. Zilverig, pinkelend als
sterren, maar sneller dan het oog kon volgen waren ze weer gedoofd, of
verschoten, of elders opgelicht. Een gevoel alsof iets zijn geest
binnentrad... Daarna: beelden, geuren, geluiden, smaken. In snelle
opeenvolging zag hij stukken bos, gezichten, een warreling van takken
waarop zonlicht viel, een feestelijke samenkomst... hoorde hij liederen
zingen en lachen... De geur van zijn eerste honingkoek, een met indigo
gekleurd jasje dat hij eens had gehad, en opeens een goudgeel gekookte
ei dat hij op het punt stond te gaan eten... De manier om mede te maken
uit honing, het wannen van zaden, het braken en spinnen van vlas,
danspassen, het vlechten van een mat. In een woeste warreling die
zich niet stoorde aan ordening of verbanden deed het zich allemaal
aan hem voor. Zijn eerste kennismaking met Flux; zijn verbanning door
de Dromraad en het onderhoud met Yondin daarna. Een kietelpartij in
zijn groenlingtijd, de verrukking van het eerste gesproken woord; een
sneeuwbui waarin ze verstoppertje speelden; de eindeloze val door het
groen tot de onderdompeling in het Ven van Vergetelheid; het kruimelen
van een eonen-oude boekenrol in zijn eerbiedige vingers; het nachtelijk
uitspansel in een eenzame nacht in het Poolwachtersgebergte. Meer en
meer gewaarwordingen kwamen er, buitelend over elkaar heen. Zijn
bewustzijn kreeg geen kans zich er meester van te maken. Maar het
gevoel van ergens thuis te horen werd sterker en
sterker.
Hoe lang het duurde, zou hij niet hebben kunnen zeggen. Ten slotte
klonk de stem van Almesis in zijn hoofd: Welkom terug, Elvin
Nedergast van de Zuidenwinddrom. En nu: slaap wel.
Het daagde net toen hij wakker werd, verkwikt en fris. Maar meteen
overviel hem een gevoel van verlatenheid. Wat was er toch voor
akeligs? Toen herinnerde hij zich Harmin en Pirrin, zijn vrienden, en
Delsin en Weldin en zijn andere verwanten. Ver in het Zuiden waren
ze geweest toen hij ze voor het laatst zag, in een land van licht
en droge lucht, van fijn wit zand en struiken zonder wortels die
voortbuitelden op de wind. Hij had een vondst gedaan onder het zand:
stenen tafels met vreemde tekens erop. Hij had geprobeerd hun betekenis
te raden. Weggegaan was hij, om een geleerde te zoeken, een Mens, die
hem zou kunnen helpen het raadsel te ontrafelen, en daarmee had hij de
Gebruiken doorbroken. Bij zijn terugkeer had hij voor de Raad moeten
verschijnen, en toen was hij verbannen... Om de Kennis van de Mensen
te vergaren, die zich niet verzamelen líet. En nu joegen die Mensen
op hem...
Hij wist waar zijn vrienden waren. Hij voelde het, in alle vezels
van zijn lichaam, in zijn bloed, en vooral in de evenwichtsspiegeltjes
in zijn keel. Ver weg waren ze. Maar niet ver genoeg.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |