Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 15: Elvin de Stralende
6
Elvin schudde verbijsterd zijn hoofd. Wat was
dat toch voor praat? Toen schoot hem te binnen hoe Lavendel hem had zitten aanstaren
sinds de verschrikkelijke nacht van Werefrieds dood... de nacht dat hij het steentje
van de Ziener had ingeslikt!
Hij vertelde het verhaal van achteren naar voren. Begon bij het steentje, de moord
op de wijsgeer, het verhaal van diens dochter... Maar zodra hij Aza’s naam noemde,
wuifde Almesis ongeduldig met haar hand.
`Over Azazel Natas van Karmel, Nod en Nebel en tegenwoordig ook Saga... zullen we
later nog komen te spreken. Vertel me liever van je betrekking tot mijn oude vriend
Lariks.’ En toen Elvin haar vragend aankeek: `De Ziener.’ Elvin gehoorzaamde. Hij
verhaalde van hun eerste ontmoeting, waarvan hij zich niets herinnerde maar waarvan
Taris hem stukjes en beetjes verteld had. Van het weerzien in de heuvels bij Spor,
en later op de vlakte van Wega. Hoe de Ziener scheen te denken dat hij een taak had...
`Kennelijk’, zei Taris droog, `ben je erin geslaagd heel wat voor mij, je reisgezel,
verborgen te houden. En ik maar denken dat een floorn niet tot misleiding in staat is.’
`Begrijp ik het goed dat jij tot zijn reisgezel benóemd was? Door de Sagaarse vorst?’ vroeg
Almesis.
Taris ging verzitten. Omdat de zon al onder was, zat hij bijna in het donker.
`Eh... ja. Elvin werd uit Saga verbannen en ik moest hem begeleiden.’
`Omdat de koning hoopte achter de verblijfplaats van mijn volk te komen’, voegde Elvin
er enigszins bits aan toe. `Taris bleef bij mij als verspieder.’ Dat klonk niet erg
beleefd tegenover zijn gastheer. `Vergeef me’, zei hij daarom.
`Ik vraag me af waarom...’ zei Almesis peinzend. `Welk gewin zoekt Oswel daarmee? Floorn
staan niet bekend om hun rijkdommen...’
`Dat weten we geen van beiden’, zei Taris. Elvin beaamde dat.
`En hoe komt het dat je ze niet kunt vinden?’ vroeg de Oudste Zuster verder. Elvin
aarzelde even, maar besloot toen haar te vertrouwen. Als de Ziener een oude vriend
van haar was...
`Ik weet het niet. Ik weet niet eens waarom ik niet bij de mijnen was toen ik in het
Ven van Vergetelheid viel. Taris heeft me verteld dat ik jaren onder de Mensen heb
gewoond, in de stad Saga. Maar ik bewaar daaraan slechts flarden van herinnering. Ik
herinner me een gekookt ei... een weerhaan... een boekrol... niets van betekenis.’
`Bij onze ontmoeting ten westen van Saga vertelde de Ziener dat de floorn zich in het
hoge noorden bevinden. Daarom zijn wij naar het noorden gereisd’, zei Taris.
`Daar vroeg ik niet naar’, zei Almesis, enigszins kortaf. `Bovendien is het niet
verstandig voor een paladijn van de Sagaarse koning om de woorden van de Ziener
klakkeloos te geloven.’
Taris wilde tegensputteren, maar bedacht zich.
`Welke windrichting wees die haan aan?’ vroeg Almesis. Elvin keek haar niet
begrijpend aan. `Kijk met je geestesoog van welke kant het licht erop valt, hoe
hoog de zon staat’, beval de Oudste Zuster.
Elvin deed wat ze zei.
`De ochtendzon verlichtte zijn staartveren’, zei hij.
`Dus de wind woei uit het oosten... Belangwekkend’, mompelde Almesis, maar ze
legde niet uit waarom. `Elvin Nedergast’, hernam ze, `ik denk dat je meer kunt
dan je denkt. Het is per ongeluk en tegen wil en dank, maar denk erom dat je nu
tot de Stralenden behoort. En elke Stralende heeft een rol te vervullen... Ik denk
dat je daar beter in zult slagen als je in het bezit van je volle vermogens bent. Ik
zal je je geheugen teruggeven.’
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |