Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 11: De Grote Samenkomst
6
Net op het moment dat Rorin het struweel
in wilde duiken, kwam het gevaarte dat op een griffioen leek tot stilstand. Uit
zijn rug rees een figuur op, een tengere man met haar van goud en zilver en
muisbruin... De Ziener! Hij sprong van zijn voertuig.
`Goed volk!’ juichte Elvin. Hij trok Rorin ongeduldig mee. `Het is de Ziener,
een magiër, en hij is heel vriendelijk.’
De Ziener scheen verdiept in de aanblik van een ontluikende haagwinde.
`Jammer’, zei hij, `dat was niet helemaal de indruk die ik hoopte te maken.
Mijn entree in de Onvergelijkelijke Stad Sol moest ontzaglijk zijn, huiveringwekkend,
kippenveltrekkend. En dan is zo’n muilezel van een floorn nog geen duimbreed uit
het lood.’ Zijn blik gleed vluchtig over de beide floorn, voor hij zich bukte
om een steentje uit zijn sandaal te schudden.
`Je bent jouw steentje kwijt, zie ik. Slordig, slordig.’
`Galdin heeft het’, zei Elvin. `Galdin Veernest, de schijngestalte. Hij heeft
nog bij u gelogeerd.’
`Ach...’ zei de Ziener vaag. `En wie is deze jonge vriend? Zo verdwaald,
verloren en verdwaasd? Hém heb ik nooit gezien in mijn visioenen.’
Elvin gaf de groenling een duwtje in de rug. Die stapte naar voren, bood de
rug van zijn hand aan en stelde zich aarzelend voor. Zijn stem trilde nog
een beetje.
`Noem mij maar Ziener. En loop die muilezel van me niet te veel in de weg. Hij
heeft nog een belangrijke taak te vervullen, al is hij zich er zelf niet
van bewust.’
`Ziener’, begon Elvin, `wat is dat dan toch voor taak?’
`Eén dag tegelijk’, zei de Ziener, die een klep in de buik van zijn
monsterlijke voertuig opende. Een wolk stoom ontsnapte. `Verstandig
van je dat je je naar Sol begeven hebt, in plaats van die fladderaar
achterna te gaan naar Orion.’ Dus de Ziener wist heel goed waar Galdin
uithing!
`Wat zoekt hij daar? Wil hij mij daarheen lokken?’
`Zeker’, zei de Ziener onverschillig. `Zeg eens, hoe lang wil je me nog
tegenhouden op mijn weg naar de beraadslagingen? Ik ben weliswaar niet
uitgenodigd, maar ik kan evenmin wegblijven, vind je wel?’
`Neem me niet kwalijk’, zei Elvin, en hij deed een stap opzij. Toen werd
zijn nieuwsgierigheid hem te machtig.
`Wat gebeurt er toch? Waarom is de hele Bewoonde Wereld hier samengekomen?
Komt er een oorlog? Wat wil Aza? Wie is ze? En waarom luistert men naar een...
naar de Zonnekoning?’
De Ziener giechelde. `Is dat niet grappig? Toch hebben die Zwammen het wel
goed bekeken. Als er iets misgaat, krijgt de arme Antalis Solaris Sufjoris
de schuld. Maar intussen zorgen ‘s rijks wijste mannen ervoor dat er weinig
mis kán gaan.’
`Maar komt er oorlog?’ vroeg Elvin ongerust. In zijn oren klonken echo’s van
kletterende klingen, kreunen en reutelen, in zijn neus hing dik de geur van
bloed. En opnieuw hoorde hij het stampen van duizenden laarzen... De Ziener
haalde zijn schouders op.
`Weet ik veel’, zei hij.
`Maar gij kunt toch Zien!’ riep Elvin uit.
`Wat nog geen reden is om het Geziene aan de neus van een muilezel te
hangen, wel?’ vroeg de Ziener met opgetrokken wenkbrauwen. `Maar ik
weet het goed met je gemaakt. Ik hou je op de hoogte. Waar verblijven
jullie?’
`We... we zijn op weg naar onze soortgenoten.’ Elvin wees vaag.
`Floorn, hier? Werkelijk? Die heb ik dan zeker gemist. Maar luister, pas
goed op, want deze Grote Samenkomst trekt uit alle streken onguur gespuis
aan. Blijf liever op jezelf, want je kunt niemand vertrouwen. Zelfs, in dit
tijdsgewricht, geen Floorn.’
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |