Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 3: De ster in het noorden
6
'Een beetje té mooi', zei Taris. 'Wat
zag je eigenlijk?'
'Weet je dat dan niet? Jij bent er toch ook in gedoken?'
'Wat zag je?' herhaalde Taris.
'Een hoge poort, zuilen... Het zag eruit als de ingang van een
tempel... een tempel van wijsheid, zo kwam het me voor.'
'Hmm’, zei Taris terwijl hij Elvin scherp aankeek. Toen haalde hij even
zijn schouders op. `Interessant - ík zag mijn huis in Bergamon. En de
grond was bedekt met goud. Geen feeëngoud, echt goud. Ieder ziet
zijn eigen grootste verleiding.'
'Was het dan niet echt?' vroeg Elvin teleurgesteld.
'Zo echt als het maar kan zijn. Je zou naar binnengegaan zijn
en er alle kennis hebben gevonden waar je hart naar dorst...
alleen zou je voor déze wereld verloren zijn geweest. Je zou nooit
meer zijn teruggekomen in de Bewoonde Wereld... Kom, laten we gaan.' Hij
floot, een schel fluitje op twee vingers. Zijn paard hief het hoofd,
maar kwam niet. Taris nam een aanloop, zette zijn handen op de achterhand
van het dier en landde in het zadel. Het dier sprong opzij, maar slaagde
er niet in Taris af te werpen. De man lachte en wenkte Elvin.
Ze reden naar het noorden. De zon stond laag tussen het geboomte, maar
een floorn op reis kon met weinig slaap toe. Alleen zou hij zo graag willen
weten waarheen deze reis voerde...
`Vertel me over Orion’, zei Elvin terwijl ze bedaard voortstapten langs
een paadje dat door dieren gemaakt kon zijn. Taris ging voorop; hij
keek even om en wierp Elvin weer zo’n priemende blik toe. Maar hij voldeed
niettemin aan zijn verzoek.
'Je weet misschien dat de vorstendommen en heerlijkheden in Bergamon alle
naar sterrenbeelden zijn genoemd’, begon hij. 'In vroeger tijden kwamen
onze heren uit nóg noordelijker streken, uit de woeste noordlanden die uit
bergen en ijsvlaktes bestaan. De sterren zijn daar de enige bakens, en de
vreemde namen die de noordse volkeren eraan geven klinken hier en daar nog
door in de namen van onze steden en landgoederen. Mijn vader was de eerste
in ons geslacht die een heerlijkheid in leen kreeg; hij verwierf dat recht
door zijn moed in de oorlog.'
'Welke oorlog was dat?' vroeg Elvin. Hij had het gevoel dat hij dat zou moeten
weten. Hij had een oorlog meegemaakt, nog niet zo lang geleden...
Taris lachte.
'Je denkt toch niet aan de oorlog tussen Saga en Uglon?' vroeg hij. 'Bergamon
was daarin neutraal; dat wil zeggen: mijn land hield zich aan de
niet-aanvalsverdragen met beide buurlanden, al lag onze sympathie bij Saga. Die
barbaren uit Uglon zijn alleen maar brutaal; zelf overschreden ze meermalen
onze grenzen om... Nee, over die oorlog praat ik niet. Mijn vader onderscheidde
zich in de strijd tegen de Horden van Hakan, lang geleden, vóór mijn geboorte. En
in ruil verkreeg hij een klein landgoed in de schaduw van het Sluiergebergte,
dat toen nog naamloos was omdat de laatste heer zelfs al vergeten was.' Taris
hield zijn paard in en wees ruwweg naar het noordwesten, wat weinig zin had
omdat ze door de bomen niet ver konden kijken. `Vanuit onze hoofdstad bekeken
staat het sterrenbeeld Orion op de eerste dag van de tweede maan precies boven
onze heerlijkheid. Dat was de dag waarop mijn vader het land in leen kreeg;
daarom koos hij die naam. Hier vandaan kun je het met behulp van het sterrenbeeld
natuurlijk niet vinden, omdat Saga zelf meer naar het zuiden ligt. Als je het Huis
van Orion zoekt, kun je het vinden door van de westgrens van Saga de Poolster op
te zoeken. Onthoud het; misschien komt er een dag dat je een vriend nodig hebt.’
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |