Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 13: De geheimen van Orion
4
Haastig schudde Elvin zijn hoofd. Iemand
die aangewezen was om de hele Bewoonde Wereld te redden! Die praatjes maakten
hem zenuwachtig.
`Hij lijkt trouwens als twee druppels water op je’, ging Airam verder. `Maar ja,
voor ons Mensen is de ene floorn nu eenmaal moeilijk te onderscheiden van de
andere.’ Ze reikte Marente de dekens aan. `Kom meisje, maak je eens nuttig,
dan kan ik onze gasten iets verfrissends aanbieden.’ Ze ging naar het voorportaal
en kwam even later terug met een aardewerken kan waaruit ze water in twee bekers
schonk. Onmiddellijk parelden er druppels op de buitenkant van de bekers.
`Het water in onze bron is zo koud, dat je het niet onmiddellijk kunt drinken. Dagaris
is er zelfs aan overleden, toen hij dorstig van de jacht terugkwam. Het was zijn
vrouw die hem te drinken gaf, en sommigen noemden het moord. Maar dat is al vijf
geslachten geleden. Onze huidige heer is geen familie van hem.’
`Ik wel’, zei Marente. `Mijn moeder was een Van Zodiac.’
`Maar jou wordt niets gevraagd’, zei Airam. `Wil je - Elvin, is het niet? - wil
je dat ik Galdin voor je opspoor, Elvin? Om deze tijd doet hij meestal een dutje
tussen de hazelaars.’
Weer schudde Elvin zijn hoofd.
`We komen elkaar vanzelf wel tegen.
Ik was van plan hier op Taris te wachten, als dat mag.’
`Natuurlijk’, zei Airam, maar er vloog een bezorgde trek over haar gezicht. `Gasten
zijn hier altijd welkom...’ Haar uitdrukking sprak die vriendelijke woorden
tegen. `Ik moet er alleen op wijzen dat de bovenvertrekken voorbehouden zijn
aan onze heer. Ze zitten op slot, maar hij wil zelfs niet dat er vreemden over
de galerij dwalen.’
`Vanzelfsprekend’, zei Elvin, `zullen wij geen inbreuk maken op de regels van
het huis.’ Hij volgde de blik van hun gastvrouw, die met gefronste wenkbrauwen
naar Rorin keek. `Nietwaar Rorin?’
`Ja... Nee...’, zei de groenling afwezig. Hij zat naar de vogeltjes te kijken
en had kennelijk niet geluisterd.
Airam bracht Elvin een linnen broek en daarna diende ze een lichte maaltijd
op. Galdin liet zich niet zien, ook niet toen ze na het eten tussen de bijgebouwen
rondslenterden. Ze maakten een wandeling langs de akkers met rogge en vlas,
volgden een beek tot waar die in een hazelaarbosje verdween en lieten zich
aan de oever neer.
`Die Galdin is een rare’, zei Rorin. `Hij moest jou toch zo nodig iets laten
zien? Waar blijft hij dan?’
Ook bij de avondmaaltijd, waarbij de houtvester, de landopzichter, het hoofd
van de werkplaats en de jager aanzaten, was Galdin niet aanwezig. De landopzichter
vertrok naar zijn woning elders op de heerlijkheid, Marente ging naar het
huis van haar min en de andere mannen kropen elk op een stapel vachten in de
nissen. Ook de floorn legden zich te ruste.
Midden in de nacht schrok Elvin op van een ijl gezang. Het was een vrouwenstem,
die tussen de dakspanten leek te dwalen, nu eens heel hoog en eenzaam, dan weer
heel laag en bedroefd. Onwerkelijk klonk het, en even dacht Elvin dat hij
droomde. Toen schoot er een schim langs zijn nis, op weg naar de voorhal. Even
later kraakten de planken van de galerij. Een van de mannen moest naar boven
zijn gegaan. Er werd zachtjes op een deur getikt, het gezang brak abrupt af,
een straal licht viel naar beneden. Toen werd het weer donker en stil. Elvin
lag nog wakker toen twee glazen later dezelfde schimmige figuur terugkeerde
naar zijn leger en daar kreunend en woelend in slaap probeerde te komen.
Ergens boven lachte een vrouw. Op de een of andere manier klonk het treurig.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |