Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 3: De ster in het noorden
3
'Elvin Nedergast', zei Elvin. Dat
leek de man op te luchten.
'Ben je een mens?'
Elvin schudde verbaasd zijn hoofd. Waren die lichte ogen soms blind? Leed
deze man aan staar?
'Niet direct...'
De man kneep zijn ogen tot spleetjes. Elvin probeerde het goede
antwoord te vinden.
'Een floorn?'
'Juist', zei de man. Hij ademde diep in en langzaam uit.
'Weet je nog wie ik ben?'
'Heb ik dan al eerder het genoegen gehad?' vroeg Elvin verbaasd.
'Ai', zei de man. 'Maar wellicht... Hoe dan ook, weet je nog waarheen
we op weg zijn?'
'Vóór u me zo weinig zachtzinnig uit het water trok, stond ik op het
punt het paleis daar beneden te betreden', zei Elvin waardig. Hij wees naar het
wateroppervlak. Hij kon zich precies herinneren hoe het er daar beneden uitzag,
de onwerkelijke stilte... De piroen met de gouden bol op de top, en daarachter
het enorme poortgewelf met de granaatkleurige zuilen... de statige verlatenheid
van het voorportaal... Hij tuurde. Vreemd, het moest verder van de oever
zijn. Al wat hij zag was een zanderige bodem, met stukjes feeëngoud die
glinsterden in het zonlicht.
'En voor je in het water viel?'
'Ben ik erin gevállen?' vroeg Elvin verbaasd. 'Ik meen dat ik erin dook, uit
vrije wil en met een vooropgezet plan...' Ineens voelde hij zich onzeker. Hij
kon zich niet goed herinneren wat er was voorgevallen voor hij de zuilen
zag. En deze man scheen hem te kennen. 'Waarheen we op weg zijn', had hij
gezegd, alsof ze reisgezellen waren. Maar dat kon niet. Hij kende deze vent
niet. Zijn elegante verschijning ten spijt, had hij Elvin gedwongen boven
water te komen en te braken, was hij een bruut.
'Wat is úw naam?' vroeg Elvin.
'Taris van Sterre', zei de man kortaf.
'Heer van Orion...' zei Elvin peinsde. Hij meende dat hij de naam al eens eerder
was tegengekomen, misschien in een van de vele boeken die hij had bestudeerd... Dat
had hij toch? Had hij niet zijn leven aan de studie gewijd, voordat... voordat
er gebeurde wat er intussen gebeurd was?
'Dus dat weet je nog', zei Taris.
'Ik heb wel enige kennis opgedaan', zei Elvin. De hooghartige houding van de
man beviel hem niet. 'Orion is een kleine heerlijkheid in het koninkrijk
Bergamon, ten noorden van de Nevelbergen. Gaan we... gaan we daarheen?' Hij
wilde niet vragen waar in de Bewoonde Wereld ze zich bevonden.
'We waren op weg naar het noorden', knikte Taris. 'Op dit moment is ons
grootste probleem hoe we dit verdomde ravijn uitkomen.'
Nu pas nam Elvin de omgeving beter in zich op. Het kleine, ovale meer was omringd
door steile heuvelwanden. Eerder had het water de kleur van de lucht weerspiegeld,
omdat het zonlicht in de kloof viel. Nu was de zon achter de hoge kim verdwenen
en werd het water plotseling loodkleurig en ondoorzichtig. Elvin haalde zijn schouders op.
'En dan?’ vroeg hij. 'Als we erin slagen naar boven te klimmen, wat zijn dan de plannen?'
'De plannen zijn onveranderd', zei Taris, plotseling vriendelijk. 'Het spijt me
van je geheugenverlies.'
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |