Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 2: Het huis van de ziener
3
'Zie je wel', zei Moftar. `De floorn
wil wel. Die denkt ook dat dat tovenaartje van lik-me-flut hem zal helpen.'
Windar stond op. Groot en dreigend torende hij boven de tafel uit.
'Genoeg nu. Er is geen sprake van. Wie ik er nog over hoor...' hij streelde
het lemmet van het mes in zijn gordel.
'Hij wil alles voor zichzelf', fluisterde Zendar.
'Wat dan', echoode Taris Elvins gedachte.
Windar sloeg er geen acht op.
'Moftar, jij gaat bij de paarden kijken. De rest gaat naar boven.
De floorn en ik blijven hier.'
De mannen mopperden, maar deden toch wat er gezegd werd. Elvin keek toe hoe
ze één voor één een smalle ladder opklommen en door een luik verdwenen naar
wat een soort vliering leek te zijn. `Stro en vlooien!’ hoorde hij Morses
luide stem protesteren. Elvin had al gezien dat de kooplieden gebruik maakten
van een brede trap in het voorste gedeelte van de gelagkamer. Zij hadden
misschien wel kamers met echte bedden... Het werd tijd dat hij zijn luie
leventje in de Toren der Kennis nu eens vergat. Hij had nog wel ergere omstandigheden
overleefd.
De bijzonderheden van zijn tocht naar Saga kwamen hem steeds duidelijker voor
de geest. De herinnering die hij eraan had, was vooral het gevoel van verlatenheid,
de eenzaamheid, het moedeloze van nergens meer bij te horen. Verbannen was hij niet,
o nee, hij was uit eigen beweging vertrokken. Een opdracht had hij meegekregen, maar
hij wist dat die opdracht maar was om de pil te vergulden, omdat die nooit vervuld kon
worden - nooit helemaal. De Kennis van de Mensen te vergaren, daar was hij voor
uitgestuurd. In naam. Maar hij wist dat het voorgoed was, want de Kennis breidde
zich uit met elke dag die voorbijging, en er kwam nooit een einde aan. En als hij
alle Kennis verzameld had, had de Raad gezegd, moest hij nagaan of die de Floorn
ten nutte of tot ballast zou zijn; hij moest dat beslissen en dan terugkomen met
zijn verslag. Maar al werd het niet uitgesproken, alle aanwezigen hadden geweten
dat het vertrek van Elvin definitief zou zijn. Want de conclusie stond eigenlijk
al tevoren vast. Niemand van de Floorn zou zijn bestaan willen ruilen met dat
van een Mens. En als de Mensen, al hun Kennis ten spijt, een zo ongelukkig bestaan
leidden, waarom zouden de Floorn hun die Kennis dan benijden?
Dus het was geweest om een andere reden dat hij eropuit was gestuurd, en ook van
die reden waren de Raad en veel van de andere vooraanstaande floorn op de hoogte
geweest. Elvin had al eerder een reis ondernomen, búiten medeweten van de Raad
en zonder zijn goedkeuring...
`Slaap je?’ vroeg Windar, die hem ruw bij zijn schouder pakte. Van 'u' was geen
sprake meer, merkte Elvin op, die beleefdheid had alleen standgehouden zolang
ze in de buurt van het paleis waren. Hij ging rechtop zitten. Windar nam
naast hem plaats, met een grote pot bier.
'Zo. Goed gegeten?'
Elvin haalde zijn schouders op.
'Ik zal je niet lang ophouden, je zult wel moe zijn. Maar je hebt het gemerkt,
mijn mannen morren. Je zou ons een groot plezier doen als je er meteen een eind
aan maakt. Help ons uit de onzekerheid. Dan gaan wij naar de koning terug met
het bericht, en jij bent weer vrij man. Een vrije floorn.' Hij lachte. 'Iedereen zijn zin.'
Op dat moment kwam Taris de ladder af stommelen.
'Wat doe jij hier!' Windar bulderde niet, zoals hij gewoon scheen te zijn, maar
dempte zijn stem.
'Ze...’ stamelde Taris. 'Ze zeggen dat ze morgen toch...'
Hij ging aan tafel zitten alsof hij uitgenodigd was. Zo dom, en toch een verrader?
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |