Deel I: Verbannen uit Saga
Hoofdstuk 14: De derde bron
2
Toen pas besefte hij dat Taris was aangekomen
op de heerlijkheid. Hoewel hij niemand meer durfde te vertrouwen (met
uitzondering van Rorin), was hij daar toch blij om. Misschien zou de
heer van Orion orde op zaken kunnen stellen in deze palts vol spookachtige
verschijnselen.
Elvin probeerde zich op te richten, maar alles deed hem pijn.
`Je had geluk dat je op die stapel vachten terechtkwam’, wees Taris. `Anders
hadden Airam nu restjes floorn van het mozaďek staan boenen.’ Elvin was
ervan overtuigd dat de stapel vachten daar eerder niet gelegen had. Maar
dat was nu de minste van zijn zorgen. Koppig ging hij overeind zitten.
`Taris, je bent te lang weg geweest’, zei hij. `Er gebeuren hier vreemde
dingen. Een meisje zingt ‘s nachts in een kamer boven, ze lokt mannen
naar zich toe.’
Taris draaide zijn hoofd met een ruk naar Airam.
`Is dat de waarheid?’
Airam sloeg haar blik niet bescheiden neer, maar keek haar heer recht aan.
`Ge kent de waarheid beter dan ik, heer.’
`En die vleermuizen daar, die daarboven zo onschuldig hangen
te slapen, dat zijn drogdemonen en ze hebben het meisje kwaad
gedaan. En mij hebben ze aangevallen!’
Taris begon te lachen.
`De floorn zijn befaamd om hun vertelkunst’, zei hij, `maar
zoveel verbeeldingskracht had ik niet in je vermoed. Je begint
zeker weer langzaam jezelf te worden. Die val heeft je kennelijk
weinig kwaad gedaan.’
`Maar het is werkelijk zo!’ riep Elvin uit. `Het meisje verschuilt
zich in die kamer daarboven’ - hij wees - `als ze tenminste nog
niet dood is. En die vleermuizen hebben mij naar de nok gesleurd en
toen laten vallen.’
`Herstel’, zei Taris,die niet meer lachte. `Je bent niet de oude,
integendeel; je hebt vrees ik bij die val blijkbaar je verstand verloren. Airam
is er getuige van geweest dat je zelf naar boven klom. Je schijnt een
voorkeur te hebben voor duiksprongen.’
`Geloof haar niet!’ riep Elvin vertwijfeld. `Het is niet pluis in je huis,
Taris, en als je niet oppast word je zelf het volgende slachtoffer!’
Als enig antwoord lachte Taris weer.
`Er verschuilt zich hier niemand’, zei Airam, `en die vleermuizen doen
geen kwaad. Heer, ik moet de koks gaan waarschuwen dat ge er bent. Sta
me toe om me aan mijn taken te wijden.’
Taris knikte. Marente scheen niet te weten of ze moest blijven of Airam
volgen. Met een hoofdgebaar beduidde Taris haar de zaal te verlaten. Maar
toen het meisje bij de deur was, keerde ze op haar schreden terug.
`Taris, ik wil je niet lastigvallen. Maar ik dacht dat je wel zou willen
weten dat er een hele lading marmer is bezorgd. De mannen die het brachten
keren morgen terug naar de bergen, om graniet te halen. Ze zeggen
dat je een burcht gaat bouwen...’
Taris knikte.
`... voor je bruid.’ Bij die woorden keek jonkvrouw Marente hem
uitdagend aan. Ze zag er op dit ogenblik niet uit als een voorname
bruid, eerder als een angstig reekalf.
`Ja, en?’
Marente bloosde en haalde haar schouders op.
`Ik dacht dat we hadden afgesproken....’
`Bouwen schaadt niemand’, zei Taris kortaf. Tot Elvins verwondering
bloosde hij ook. Diep. Zijn anders zo bleke gelaat kleurde donkerrood
tot in de haarwortels.
volgende pagina |
vorige pagina |
inhoud |
landkaart
wordt vervolgd ! |