Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 4: Raadselachtige reisgezellen

12

Elvin bracht een onrustige nacht in de stal door. De ochtend bracht, met wagengeratel en wapengekletter, een nieuwe verrassing.
Het gevolg van de dame bleek een dagreis achter haar aan te komen; het bereikte bij het ochtendgloren de herberg. Het bestond uit zes wapenknechten, een wagenmenner, een huifkar voor bagage en een lichte koets voor de vorstin, een koetsier, en twee gevangenen die gebonden achter de huifkar aan sukkelden. Omdat hij licht sliep en dus wakker geworden was bij het eerste gerucht, was Elvin getuige van hun aankomst. De dienaar die de vorstin de vorige avond vergezeld had, kwam aansnellen, met de slaap nog in de ogen en alleen een broek aan, die, zag Elvin, van zeer kostbare stof was. De andere dienaren bejegenden hem met veel respect.
Elvin verwijderde zich even. Achter het hoofdgebouw was een waterput waar hij zich waste. In een kleine boomgaard vond hij een paar appels, waarvan hij er twee in de omslag van zijn broek stopte. Met een appel tussen zijn spitse tanden sloeg hij de bedrijvigheid gade. De paarden werden gedrenkt en kregen een voederzak om de hals - maar ze werden niet uitgespannen of afgezadeld. De gevangenen, die allebei een zak over het hoofd droegen, kregen een nap water. Een lange, slanke wapenknecht in nachtzwarte wapenrok sloeg de zakken terug over hun voorhoofd. Met een schok herkende Elvin Taris van Sterre. De andere man, die grover van bouw en ruiger van uiterlijk was, kwam hem ook bekend voor, maar die kon hij vooreerst niet thuisbrengen.
Elvin, die als dienaar van de vorstin gerechtigd was zich onder de anderen te mengen, loerde op een gelegenheid bij Taris in de buurt te komen. Maar die kreeg hij niet, want de persoonlijke bediende van zijn meesteres gooide hem een stel kleren toe en zei hem zijn paard te zadelen. Elvin ging naar de stal en bekeek de broek, het hemd en het buis. Ze waren eenvoudig, maar stevig gemaakt en nieuw, van linnen en met benen knopen. Het waren echte mensenkleren, maar wat hem er vooral niet aan beviel was de kleur: matzwart, zoals de kleren van de andere ondergeschikten. Er zat niets anders op dan ze aan te trekken. Zwarte laarzen met hoge kappen die tot over zijn knieën reikten, een riem met een leren buidel en een schede met een mes erin hoorden er ook bij. Elvin trok de laarzen aan, maar liet de riem liggen. De buidel deed hij aan een touwtje dat bij de staldeur hing, stopte zijn steentje erin en hing hem om zijn hals, onder zijn buis. Het steentje was gitzwart uitgeslagen, Elvin schrok er even van.
Toen voegde hij zich bij de anderen. Er werden stukken brood en worst uitgedeeld; Elvin bedankte. Kauwend op een tweede appel slenterde hij in de richting van Taris. Het wás toch Taris? Of was het zijn afgietsel uit het Ven?
Een van de wapenknechts was als bewaker bij de gevangenen gebleven. Elvin knikte hem vriendelijk toe en stelde zich voor. Hij verwachtte een grom, maar tot zijn verwondering werd zijn groet beleefd beantwoord. Daardoor aangemoedigd vroeg Elvin: 'Vergeef me mijn onwetendheid, maar zijn jullie uit Saga afkomstig?'
'Die daar wel', zei de wapenknecht met een hoofdknik naar de gevangenen. 'Maar de rest van ons - je weet toch wel wie we zijn?'
'Niet zo goed', bekende Elvin. 'De vorstin heeft haar naam wel gezegd...'
'Die vergeet je meteen weer', zei de ander. 'Onder elkaar noemen we haar kortweg Aza. Ze heerst over vele grondgebieden, maar wij komen van Bel i Al, voor de kust bij Frondon. Ze betrekt haar dienaren steevast van ons eiland. Er is zelfs een school voor het wapenbedrijf.' Hij grinnikte. 'Je leert er ook tafelmanieren.' Hij spoog op de grond en schopte een hoopje stof over de fluim als om te bewijzen hoe gemanierd hij was.
Elvin huiverde. In fraai gezelschap was hij beland!


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision