Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 12: Verborgen bedoelingen

10

Het volgende moment werd Marente vastgegrepen - al kon Elvin het niet zien, hij leidde het af uit haar luidkeels beklag. De Rigaarse soldaten ondervroegen haar, niet in hun eigen taal maar in de variant van het Sagaars dat de handelstaal was in deze streken.
`Elvin Nedergast? Waar is hij dan? Wijs hem aan!’
`Nee!’ zei Marente vastberaden. Maar de uitroep smoorde in gegorgel; een van de krijgers moest haar de keel dichtknijpen.
`Zeg op! Waar zit hij?’
`Alleen als jullie dat kleintje vrijlaten!’ bracht Marente uit.
Elvin, die intussen naderbij sloop, luisterde met stijgende verbazing. Dat meisje was meer mans dan hij had gedacht.
`Denk je dat we gek zijn? Hij is onze gijzelaar. Als wij die Nedergast niet vinden, komt hij vanzelf wel naar ons toe. Als we tenminste dit ventje met zijn brutale porem vasthouden.’
`Zijn jullie gek geworden?’ vroeg Marente op hoge toon. `Waar is jullie bevelhebber? Er is vrede tussen jullie land en het mijne! Er is een verdrag! Weet je niet dat ik de bruid ben van een van de nobelste heren van Bergamon?’
Elvin vroeg zich af of ze dat misschien niet ter plekke verzon.
`Onze koning, of liever gezegd de Zeven, zullen het niet op prijs stellen als ze horen dat de aanstaande bruid van Taris van Orion het slachtoffer is geworden van een laaghartige overval!’ Elvin kon met moeite een kreet van verrassing inhouden. Taris zou trouwen met dit babbelkousje? Maar als het niet waar was, was het in ieder geval knap bedacht. En snel. De jonkvrouw van Lier moest minder leeghoofdig zijn dan ze scheen.
`Mijn aanstaande gemaal is bovendien een paladijn van koning Oswel van Saga. Weten julie dat niet? En Saga onderhoudt nauwe banden met Karmel. Willen jullie de hele Bewoonde Wereld op je nek krijgen? Nou dan - laat hem gaan!’ Elvin liet zich over een muurtje rollen en hield zich stil in de greppel langs de weg. Hij kon nu Rorin zien, wiens beide polsen in een ijzeren greep gehouden werden door twee Rigaarse krijgers. Elvin zag hem slikken en moed verzamelen. Toen piepte Rorin: `Praat niet tegen ze, vertel ze niet zoveel! Het zijn geen echte soldaten, ze...’ Een vuistslag snoerde hem de mond. Een groen straaltje liep uit zijn neus omlaag. Elvin kon het niet langer aanzien. Hij sprong op.
`Hier ben ik!’ riep hij. `Elvin Nedergast, met niet zoveel genoegen moet ik zeggen. Laat mijn jonge vriend gaan! Het is nog maar een groenling, jullie hebben niets aan hem!’
Tot zijn ontstemming kwamen er weliswaar twee potige kerels op hem af - zweet glinsterde op hun gespierde borstkassen, hun pikzwarte ogen fonkelden, hun tanden blikkerden en hun snorren trilden - maar lieten Rorins bewakers hem niet los. Elvin sprong achteruit over de greppel en toen hoger, over de stenen omheining. Dat de Floorn net zo goed achteruit konden springen als voorwaarts, verraste Mensen elke keer weer. Verbluft bleven de twee krijgers staan, voor ze weer in beweging kwamen.
`Laat hem gaan!’ riep Elvin weer. `Jullie weten net zo goed als ik dat ik in een ademtocht kan verdwijnen. En waar willen jullie me dan zoeken? Er is geen plek in de Bewoonde Wereld waar ik nνet kan zijn als jullie me eenmaal uit het oog verliezen. Laat de groenling gaan!’
`Elvin!’ riep Rorin. Een dikke lip vervormde zijn woorden. `Stil nou! Zij kunnen meer dan je denkt! Ze...’ Weer kreeg hij een klap. Deze keer zakte hij kermend ineen. Een oog zwol op.
Elvin stak zijn armen omhoog en wipte opnieuw over het muurtje.
`Goed dan’, zei hij. `Neem mij gevangen en laat de groenling daarnα vrij. Rorin, ga met jonkvrouw Marente mee naar Orion. Taris zal je beschermen. Maak je geen zorgen om mij.’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision