Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 3: De ster in het noorden

10

'Net wat ik dacht', zei de leider van de rovers. 'Hij draagt de kleuren van de koning. Die kon nog wel eens een goed losgeld opbrengen!'
'Ik ben een Bergamoner', zei Taris. Hij was minder goed te verstaan dan de anderen, omdat hij beschaafder en minder luid sprak.
'Een Bergamoner, hoor dat! Een Zwam zal je bedoelen!' smaalde Konnog. 'En waarom heb je dan dat pakkie aan?'
Taris zweeg. Elvin kon zijn koppigheid bijna voelen. Hij kon hem geen ongelijk geven. De inwoners van het koninkrijk Bergamon werden door hun vijanden Zwammen genoemd, vanwege hun voorliefde voor het eten van paddestoelen. De Bergamoners zelf vonden het een zware belediging.
En Taris had mogelijk nóg een reden om te zwijgen. Als hij werkelijk in dienst was van de koning van Saga, en als hij werkelijk was aangesteld om Elvin te begeleiden op zijn geheime missie - welke dat dan ook was - was hij misschien meer waard dan het geboefte wist.
'Wat doen we, ?' vroeg Matter. 'Afmaken maar?'
'Ja, afmaken’, zei Konnog.
'Hijs hem op zijn eigen paard' zei hun leider. 'Overdwars, handen en voeten gebonden. De kans zit erin dat hij goud waard is. We nemen hem mee.' Uit het gegrom dat volgde maakte Elvin op dat het bevel werd opgevolgd. Bijna kreunde hij hardop. Daar ging zijn beschermer, zijn geleide, zijn vriend... geboeid afgevoerd!

Twee dagen zwierf Elvin door het Avondwoud, naakt en wanhopig, op zoek naar een spoor van Taris of desnoods het gespuis dat hem had ontvoerd... sluipend van struik naar struik, op ellebogen en teentoppen als hij meende iets verdachts te bespeuren, dan weer rennend door dichte bosschages... Zonder te eten, bijna zonder te drinken, en alleen rustend als hij van uitputting neerviel en insliep zonder te weten of hij wel genoeg dekking had... Ten slotte moest hij zichzelf toegeven dat hij gefaald had. De sporen die hij had gevonden hadden alle naar verlaten kampplaatsen geleid; de schurken waren op hun paarden twee keer zo snel als hij, en er was weinig kans dat hij ze in zou halen nu gebleken was dat ze niet ergens in de buurt een schuilplaats hadden. Hij moest alleen verder.
Verder? Of terug? En waar wás terug? Waar kwam hij vandaan? Toen hij een boswei bereikte, liet hij zich voorover in het gras vallen. Kevers en torretjes kriebelden tussen zijn benen en in zijn hals, maar hij liet ze begaan. Hij was niemand. Hij wist zijn naam nog, en hij had vage herinneringen aan een jeugd tussen de zijnen. Maar waar hij thuishoorde, of waarmee hij bezig was geweest vóór hij druipend uit het meertje in de kloof opdook, daarvan had hij geen idee... Hij voelde dat hij voor een floorn leergierig was, en ook kwamen er telkens flarden kennis boven die hij ergens moest hebben opgedaan. Maar er scheen de een of andere missie te zijn die hij moest vervullen, en die wilde maar niet terugkomen. Grofweg kon hij zich de laatste drie decennia van zijn leven niet meer voor de geest halen.
Er waren twee mogelijkheden. Of hij ging terug, in de hoop zijn verleden letterlijk tegen te komen. Of hij ging verder, naar waar hij wist dat Taris uiteindelijk ook terecht zou komen: op het landgoed Orion in Bergamon. Het was nog erg ver, en de bijna onbegaanbare bergen lagen tussen hem en de heerlijkheid van zijn vroegere reisgezel. `Zoals je weet kun je niet langs de Pikon stroomopwaarts reizen’, zoiets had Taris gezegd. Of had hij bedoeld dat het Sluiergebergte helemaal niet te bedwingen was? Waar moest hij heen? Hier ging hij: Elvin Nedergast, floorn zonder metgezellen, zonder herinnering, en zonder doel...


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision