Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 4: Raadselachtige reisgezellen

9

Vreemd genoeg was Elvins eerste reactie die van paniek. Hij had het gevoel dat hem de adem werd benomen en een bloedsuizing maakte hem even het horen en zien onmogelijk. Galdin Veernest, Elvin Nedergast. Het merkwaardige gedrag van de andere floorn, die hem eerst mee naar het noorden had willen tronen en hem vervolgens naar het zuiden gevolgd was, kwam in een heel ander licht te staan.
Elvin haalde diep adem en keek om zich heen. Hij had een stille plek nodig, een plek waar hij kon denken. De kans dat hij een kamer voor zich alleen zou kunnen krijgen, was buitengewoon gering. De kooplieden en de rijke dame zouden daar meer recht op kunnen doen gelden dan een onaanzienlijke floorn, die bovendien niet meer dan een versleten broek aan zijn lijf had en een steentje als enig betaalmiddel. Hij verliet de gelagkamer door de achterdeur en ging naar de stal. Daar, bij Flux en de twee witte vogeltjes, voelde hij zich veiliger. Hij liet zich in het stro neer, liet zijn hoofd tegen een baal rusten en dacht na.
Toeval? Elvin schudde zijn hoofd. Toeval was slechts een woord, een woord dat Mensen gebruikten als ze de samenhang van dingen niet doorzagen. Het had geen werkelijke betekenis, niet voor degenen met wijsheid. Samenhang was wat het heelal bij elkaar hield, en alles hing met alles samen. De kunst was het patroon te doorzien. Een stap achteruit doen en de ogen half dichtknijpen, had iemand hem eens geraden...
Galdin Veernest had een reisgezel die Verris te Starna heette. Elvins eigen reisgenoot was Taris van Sterre. Elvin schreef de letters in het stof op de lemen vloer. Dat was één.
Verris woonde vlak ten noorden van het Sluiergebergte, net als Taris. Dat was twee.
Verris was op zoek naar een andere mens. Galdin bleef bij Elvin. Drie.
Zowel Elvin als Taris was in het Ven der Vergetelheid ondergedompeld geweest. En er scheen Galdin iets aan gelegen te liggen dat Elvin daarnaar terugkeerde. Het paard had Galdin geroken noch gevoeld, het bespeurde hem eenvoudig niet...
Elvin vóelde het patroon, maar het ontglipte aan zijn denkvermogen. Van de ene hartslag op de andere viel hij in slaap. Hij had nog net tijd om te denken: goed, dat is goed.
Toen hij wakker werd, was hij op de grond gezakt, hij lag nu met zijn neus in het stof en de verkruimelde mest. Het was volkomen donker. Hij ging overeind zitten, proestte de strootjes van zijn lippen, schudde zijn hoofd, en wíst. De slaap had hem het antwoord gebracht, zoals hij had vermoed.
Verris en Galdin waren geen stoffelijke wezens. Ze waren niet meer dan afspiegelingen. Eenmaal in het Ven afgedaald, kwam geen levende ziel meer terug. Het Ven schiep schijnpersonen die de plaats van de verdwenenen konden innemen. Met wat voor doel? vroeg Elvin zich af, maar meteen riep hij zichzelf tot de orde. Geen doel. De werkelijkheid had geen doel of zin nodig om te bestaan.
Tot zijn genoegen merkte Elvin dat de gebeurtenissen sinds hij in het Ven was gevallen hem niet meer ontgingen. Hij kon zich nu duidelijk de rit met Taris te paard herinneren. Zelfs hun gesprekken kon hij zich voor de geest halen, en de overval door de bosrovers. Dáárom was hij zelf plotseling op zijn schreden teruggekeerd: om Taris te zoeken. Op dat moment was hem weer ontschoten dat hij dat al dagen van vergeefs zoeken achter de rug had... Maar nu ontglipten hem de herinneringen niet langer. Hij kon weer ordelijk denken, zoals dat een geleerde betaamde.
Geleerde - was hij een geleerde? En wat deed hij in Saga, dat land dat door floorn meestal gemeden werd? En waarom werd hij door een heer als Taris van belang geacht?


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision