Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 15: Elvin de Stralende

5

Almesis keek met gefronste wenkbrauwen omhoog in het gebinte.
`Kwaadwillend en boosaardig’, zei ze. `En geschapen door duivelse toverij... Kunnen het drogdemonen zijn die zich verschuilen?’
`Nee.’ Taris schudde zijn hoofd. `Ze hebben hier wel enkele dagen vertoefd, met lugubere gevolgen. We hebben ze verdreven, met aardse middelen ben ik bang, maar ze zijn weg. Hun geur zal zijn blijven hangen.’
Almesis ging weer zitten.
`Goed dan. Laat ons dan vrijuit spreken. Met het eigenlijk beraad wachten we tot ons gezelschap voltallig is, maar...’
`Wacht!’ riep Elvin. Hij sprong op en trad naar voren. `Ik meen dat ge gelijk hebt, Almesis, Oudste Zuster der Marmalen. Ik heb gezien...’
Almesis boog zich naar voren.
`En wie is deze lichtende, deze stralende floorn?’ vroeg ze verwonderd. `Heb je verzuimd een geëerde gast aan me voor te stellen, broeder Taris?’
Elvin sprong op de verhoging en bood zijn hand aan, waaraan Almesis beleefd snuffelde. Kennelijk was ze vertrouwd met de Florijnse gewoonten.
`Elvin Nedergast, met bijzonder veel genoegen’, zei hij haastig. `Vergeef mij dat ik u onderbrak, maar die drogdemonen zijn er mogelijk nog. Ik heb gezien hoe ze zich in kevers veranderden en wegkropen in de balken. Als ge geheime zaken te bespreken hebt, kunt ge zich er beter eerst van vergewissen dat ze werkelijk weg zijn. En bovendien’, voegde hij er met gebogen hoofd aan toe, `mij en mijn metgezel wegsturen. Ik was van plan voor luistervink te spelen.’
`Wegsturen!’ riep Almesis uit. `Dan zou ik de eerste Oudste Zuster zijn die het waagde een Stralende te beledigen! Daar is geen sprake van. Weest welbedankt voor uw waarschuwing; we zullen meteen iets aan die drogdemonen doen.’
Elvin raakte in de war door dat gepraat over stralen, maar hij bleef waar hij was en keek met ontzag toe hoe Almesis een beker water vroeg en daar een spreuk over uitsprak. Mompelend, zodat zelfs Elvin het met zijn scherpe floorngehoor niet kon verstaan.
Het water in de beker zwalpte zwart boven de rand uit. Het wervelde rond tot het in een kegel vormde, een omgekeerde wervelstorm van water. De kolkende zwarte vloeistof rekte zich uit en reikte naar boven in een langgerekte spiraal, die zwalkte van balk naar balk. Kon er zó veel water in een beker gaan? Weer sprak Almesis een spreuk, en met haar vingers stuurde ze de wervelende kolom naar alle uithoeken van het hoge dak. Het water verdampte tot zwarte stoom, die optrok tot in de nok en leek te verdwijnen door de spanen van het dak. Even was het doodstil. Toen begon het te regenen, het tikkelde op het dak... nee, lager. Lekte het? Verwonderd keek Elvin naar het mooie mozaďek van de verhoging. Het regende kevers. Op de vloer, op de tafel vielen ze bij handenvol tegelijk neer. Dode, verschrompelde kevers. Eindelijk waren ze van de drogdemonen verlost, tenminste - van deze meute.
Airam wilde opstaan om het dode ongedierte op te ruimen, maar Almesis hield haar tegen en wenkte Marente.
`Gebruik een bezem van vlierrijshout’, zei ze, `en werp de bezem met de vuiligheid in het vuur.’ Het duurde even voor dat allemaal geregeld was; intussen wenkte de Oudste Zuster Elvin bij zich aan tafel. De andere Marmalen ruimden vriendelijk een plaatsje voor hem in.
`Zo, Elvin Nedergast’, zei Almesis. `En vertel ons nu maar eens hoe het komt dat een floorn zich een plek heeft veroverd in de uitgelezen kring van de Stralenden.’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision