Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 2: Het huis van de ziener

4

Elvin snapte er niets van. Windar liet ook zomaar toe dat Taris erbij kwam zitten. Was de domme dienaar op zijn beurt een spion, moest hij verslag uitbrengen aan zijn hoofdman over de praatjes - en de eventuele muiterij - van zijn gelijken? Toen Elvin erover nadacht, zag hij in dat het kon: het was iets waar Taris geschikt voor leek - letterlijk woorden herhalen, zonder de betekenis te beseffen, kon hij.
'Ze willen morgen toch naar het huis van de Ziener.'
'Wie?'
'Perdor, en Morse en Moftar... allemaal eigenlijk. Alleen Zendar zegt dat het geen zin heeft. Maar ik geloof hem niet.'
'Wanneer?'
'Vóór de dageraad, zeiden ze.'
'En de floorn?'
Elvin voelde zich beledigd. Hij kuchte om aan te geven dat hij er ook nog bij zat. De anderen sloegen geen acht op hem.
`Die willen ze meenemen.’
Windar knikte.
'Je kunt weer naar bed gaan. Als iemand het vraagt, ben je wezen pissen.'
Taris bleef zitten, zijn ogen op de hoofdman gericht.
'Ga, zei ik.' Windar hief zijn vuist en wilde hem laten neerkomen op het tafelblad, maar bedacht zich.
'En mijn...' 'Volgt als de koning heeft uitbetaald. Een extra aandeel.'
Taris keek alsof hij het niet vertrouwde, maar hij ging terug naar de zolder. Een aandeel van wát? dacht Elvin. De koning had de dienaren kennelijk een beloning in het vooruitzicht gesteld. Maar waarvoor?
'Dus', zei Windar. Elvin keek hem vragend aan.
'Waar is je volk. Zeg dan tenminste of we de goede richting uitgaan.'
'Ik weet het werkelijk niet', zei Elvin hulpeloos. 'Ik weet niet of ik het zou zeggen als ik het wist. Maar mijn volk... wij hebben geen vaste verblijfplaatsen, zoals u misschien weet. Wij blijven een tijdje op een plaats waar het goed is, en dan... strijken we weer ergens anders neer. Bovendien... als u met kwade bedoelingen kwam...' Hij zweeg. De Floorn zouden het voelen als er een vijandige macht naderde. Ze zouden zich tijdig uit de voeten weten te maken. Het leek wel alsof de Sagaren niet beseften dat veel van de beperkingen waaraan zij door hun aard onderworpen waren, niet golden voor de vluchtigere Floorn.
'Wie zegt dat.' Windar leek er een handje van te hebben vragen te doen klinken als mededelingen. Elvin herinnerde zich plotseling zijn voornemen om maar niet willoos met zich te laten doen.
'Wat is dat met die Ziener?' vroeg hij ferm. 'Wat gaat u doen?'
Windar schudde zijn hoofd.
'Ik win er niets bij als ik dat jou aan je neus hang. Maar als je het per se weten wilt: ik laat ze gaan. Maar zonder jou. En als ze vóór zonsopgang niet terug zijn...' Hij zweeg dreigend.
'En hoe dacht u me hier te houden?' vroeg Elvin overmoedig. Hij wilde die Ziener nog wel eens ontmoeten. Misschien was de tovenaar wérkelijk op zijn hand. 'Jij en ik, wij slapen hier bij de haard', zei Windar. Hij wees op twee banken aan weerszijden, en liep naar de voordeur. Hij draaide de zware sleutel om in het slot en stak die onder zijn kleren. 'Ze klimmen maar uit het raam', zei hij.


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision