Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 13: De geheimen van Orion

3

Ze gingen een brug over, passeerden een aarden wal met daarbovenop een palissade, en daarna ging de jonkvrouw Elvin en Rorin voor door een wirwar van hoven, bijgebouwen en binnenplaatsen naar een grote, uit rondhout opgetrokken hal die de kern van de palts leek te vormen. Uitbouwtjes in de vorm van torentjes versierden de hoeken aan weerszijden, een beun liep halverwege over de hele breedte. Door enorme deuren betraden ze een laag voorvertrek van waaruit twee trappen omhoog leidden en een omlaag. Uit het trapgat steeg de kruidige geur van soep op. Door een tweede stel deuren betraden ze een grote hal, die tot de met dekspanen bedekte nok reikte. Ongeveer vijftien voet boven de grond liep rondom een galerij waarop deuren uitkwamen. Onder de galerij stonden aan de linkerkant banken en zetels opgestapeld, aan de overzijde van de zaal waren nissen waarin slaappplaatsen konden worden ingericht. De vloer was van aangestampte aarde, met berkenschillen en dennennaalden eroverheen gestrooid.
Aan het andere einde van de zaal was een verhoging, waarop een tafel en drie zetels stonden. De vloer en de voorkant daarvan waren ingelegd met verschillende houtsoorten, in raadselachtige patronen. In de verste wand bevond zich een echt venster, waarin kleine stukjes gekleurd glas ter grootte van kiezelsteentjes kunstig een voorstelling vormden. Een regenboog overspande een vriendelijke hoeve, een jongeling bood een meisje een sterappel aan, terwijl een ree, een rendier en een stel sneeuwwitte vogeltjes nieuwsgierig toekeken.
Ergens in het gebinte vlogen twee eendere vogeltjes op. Ze maakten een duikvlucht, streken aan Elvins voeten neer en begonnen in een dennenappel te pikken.
`Geen plek voor dolende zielen’, zei Elvin, die de houtige lucht in de hal met welbehagen opsnoof. `En ook niet het toonbeeld van een sinds lang verlaten plaats. Die schors is vers.’
Marentes opgewekte gezicht verstrakte enigszins toen ze zei: `Heer Taris wordt ieder moment verwacht.’ Het viel Elvin op dat ze bij die woorden haar ogen neersloeg. `Dit is het oudste gedeelte van het huis, volgens de overlevering gebouwd door de legendarische Dagaris van Zodiac. Zijn banier had de zeven kleuren van de regenboog, vandaar dat raam. Het is wel een beetje ouderwets natuurlijk. Niet het venster; daar wordt nog steeds wijd en zijd bewonderend over gesproken. Maar tegenwoordig bouwt men liever in steen. Er is een marmergroeve hier vlakbij, maar het meeste gaat regelrecht naar Sol.’ Elvin had sterk de indruk dat ze met haar rappe geratel meer verborg dan prijsgaf. Van die Dagaris had hij trouwens nog nooit gehoord. `Ik zal Airam zeggen dat ze vachten brengt voor jullie slaapplaatsen’, ging het meisje verder. `Airam is mijn min, en tevens de hoedster van dit huis. Die vloer trekt koud op.’
`Liever geen vachten’, zei Elvin, rillend bij het idee aan de lucht van gedode dieren. `Wij zijn al tevreden met een deken.’ Hij wachtte even. `Marente, ik hoop niet dat je me onbeleefd vindt, maar weet je of er nog meer gasten zijn? Een... een floorn?’
`O, een floorn!’ Het leek wel alsof ze opgelucht was. `Ja, Airam zei dat zich een floorn had aangediend, al een tijdje geleden. Ik weet eigenlijk niet waar hij is gebleven. Een vriend van jullie? Vraag Airam maar, zij weet alles.’
Een straal licht viel over de vloer, de deur kraakte.
`Zo, weet ik alles? Was dat maar waar’, lachte de vrouw die binnenkwam. Ze was jonger dan Elvin verwacht had. Het haar dat onder haar witte hoofddoek uitkwam, was nog blond. Ze droeg een stel dekens over haar arm, `want Floorn houden niet van dierenhuiden, heb ik begrepen.’ Elvin herhaalde zijn vraag.
`Galdin, jazeker, die is hier’, zei Airam. `Hij wachtte op iemand, zei hij. Iemand die aangewezen zou zijn om de hele Bewoonde Wereld te redden... Zeg, dat ben jij toch niet?’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision