Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 9: Een opdracht voor Taris

3

De brief was aan Taris gericht, in een zwierig en tegelijk kloek handschrift. Elvins blik vloog naar de ondertekening. Oswel I van Saga, stond er eenvoudig. Elvins hand beefde. De koning van Saga had Taris persoonlijk geschreven! De inhoud moest van belang zijn. Hoewel Elvin geloofde in de heiligheid van het briefgeheim, oordeelde hij dat hij de boodschap moest kennen. De brief kon hem worden afgenomen, maar niemand zou hem kunnen verhinderen de inhoud aan Taris over te brengen, zolang hij tenminste in leven was.
Althans, zo zei hij tegen zichzelf. Dat er een klein spoortje eigenbelang verborgen zat in zijn besluit om een brief te lezen die niet voor hem bestemd was, probeerde hij te negeren. Als Oswel hem en de Floorn goedgezind was, zo hield hij zichzelf voor, dan was er geen bezwaar tegen dat Elvin kennis nam van de brief. Dat de koning voornemens was om in het huwelijk te treden met Vrouwe Aza, en dat Aza op haar beurt weinig goeds leek voor te hebben met de Bewoonde Wereld - wat was het toch dat hij over haar was tegengekomen tijdens zijn studies? Maar dat had er niets mee te maken. Het ging om Taris, en Taris had zich een trouw kameraad betoond.
Toch aarzelde Elvin nog. Want wat als Taris hem niet in dank zou afnemen dat hij de brief van zijn heer had gered van de vergetelheid? Wat als Taris geheimen voor hem had? Eigenlijk had hij met zoveel woorden toegegeven dat Elvin hem naar de Floorn moest leiden, en dat in opdracht van in opdracht van de vorst die hij diende. Welke bedoelingen Oswel daarmee had, scheen hij ook niet te weten. Maar het was denkbaar dat die bedoelingen niet louter edelhartig waren, en dat Taris daar wel degelijk van op de hoogte was. Was het Elvins Florijnse naïveteit die hem Taris zo blindelings deed vertrouwen? Tenslotte was ook Taris een mens, ondanks zijn nobele geboorte, zijn hoogstaande opvoeding en zijn verfijnde manieren onderworpen aan een aangeboren wreedheid...
Een windvlaag gierde om de bergtop en rukte aan de brief. Elvin aarzelde niet langer. Hij streek het vel papier glad op zijn knieën en las:
`Aan Taris, Heer van Orion, paladijn van Koning Oswel I van Saga, van deszelve.
In de hoop dat dit schrijven u in goede gezondheid aantreft, in het vertrouwen dat het bericht van mijn voorgenomen huwelijk met Vrouwe Azazel Natas, vorstin van Karmel, heerseres van Nod en Nebel u bereikt zal hebben, in de wetenschap dat gij in haar gezelschap reist, wetend dat uw trouw eerstens uw eigen vorst geldt en daarna, maar in niet mindere mate, mijzelve, vraag ik uw welwillende aandacht voor het volgende.
Mijn spionnen melden mij dat de Vrouwe op weg is naar uw koning, de doorluchtige Solaris van Bergamon. Zij heeft een gezantschap samengesteld waarvan gij deel uitmaakt, maar welks missie mij onbekend is. Ik vermoed echter dat haar bedoelingen aangaande het huwelijk en het voorstel dat zij Solaris wil doen, onderling een sterke samenhang vertonen, zo ze niet al geheel samenvallen.
Ware gij bij mij geweest, dan meen ik te weten dat ge mij deze verbintenis ten sterkste zou hebben ontraden. Ge waart er echter niet, en bij ontstentenis van uw wijze raad heb ik mijn eigen besluit genomen. Ik had daar goede, nee, zeer krachtige beweegredenen voor die ik niet aan dit papier durf toevertrouwen. Ik ben me ervan bewust dat ik een prijs betaal, maar daarvoor koop ik iets dat van oneindig meer waarde is voor mijn volk.
Ik vertrouw echter op u als mijn ogen, oren en stem in dezen. Houd mij op de hoogte van elke stap van mijn aanstaande bruid, en meld het mij als u iets verdachts mocht opmerken in haar handelen of in haar woorden. U moogt namens mij spreken; ik schenk u alle volmachten.’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision