Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 2: Het huis van de ziener

2

Elvin begon nu de mannen van elkaar te onderscheiden. Hij maakte een lijstje in zijn hoofd: Morse en Moftar, die misschien broers waren, de tengere Taris, Zendar met het vriendelijke gezicht... geen van hen kon degene zijn die hem moest begeleiden - bewaken, bespioneren. Hoewel Zendar misschien een goed toneelspeler was. Windar kon het ook niet zijn. Elvin kon niet geloven dat iemand wiens eigen paard bang voor hem was, een van ‘s konings raadgevers kon zijn, zelfs niet als het de koning van de Sagaren betrof.
'Je bent zo stil', zei Zendar nu tegen hem. 'Pijn in je reet?' Hij boog zich vertrouwelijk voorover. `Wat ik wel eens zou willen weten... Jullie hebben geen vrouwen. Hè?'
Elvin schudde zijn hoofd. Hij had geen zin om deze man wat dan ook te vertellen, maar dit was een algemeen bekend feit. 'Maar hoe doen jullie het dan?' vroeg Zendar. 'Ik bedoel: hét?'
Elvin schudde nog maar eens van nee. Het tedere ritueel dat elk jaar op Midzomerdag bij de Floorn tot uitbreiding van het volk leidde, was te fijnzinnig om door deze vlerken begrepen te worden. Er kwam bovendien geen geslachtelijk verkeer bij te pas, dus zou het Zendar niet interesseren.
'Doen jullie het... met elkáár?' vroeg Morse naast hem, opeens alert. 'In je... van achteren?'
Elvin merkte dat het antwoord Zendar zeer scheen te interesseren, maar hij zei afgemeten: `Er wordt niet over gesproken.’
'O, sorry hoor, floorntje. Het was niet beledigend bedoeld.' Morse bepaalde zijn aandacht weer tot de brijpot.
Aan de andere kant van de tafel vlamde een ruzie op. Windar sloeg met zijn vuist op tafel.
'Ik zei nee!' brulde hij. 'En nou bekken dicht daarover.'
'Waarover', mompelde Taris.
'Ach, Perdor heeft weer eens wat', zei Zendar, 'maak je niet druk.' Maar Elvin zag dat hij wel degelijk ook zijn oren spitste toen de man die kennelijk Perdor heette, zijn stem verhief.
'En ik zeg je dat we wél moeten gaan. Het is vlakbij. Hij zou ons die hele klererit kunnen besparen.'
'Bek dicht of je bent gediskwalificeerd!'zei Windar.
Gediskwalificeerd? dacht Elvin. Waarvoor, waarbij? 'We kunnen die verdomde poet delen', ging Perdor onbekommerd door. De hele tafel luisterde nu mee, en op die woorden barstten enkele van de dienaren in lachen uit. Perdor vloekte. Hij had een neus die aangaf dat hij hem vaak en veel in een bierpul stak. 'Lach maar! Ik bedoel, het is toch een Ziener, of niet soms? Waarvoor zouden we al die moeite doen? Hij zou in één klap een einde kunnen maken aan deze kloteklus.'
Elvin vergat in welk gezelschap zich bevond - voor hij het wist had hij al gevraagd: `De Ziener? Hoezo? Wie is hij eigenlijk?’
'Hij woont hier vlakbij', zei Zendar. `Een eindje van de weg af naar het noorden. Perdor wil erheen, ik denk om te vragen waar de Floorn uithangen. Maar Windar heeft gelijk: zulke dingen zegt de Ziener niet. Misschien ziet hij ze niet eens.’
'En bovendien is die kapoen op de hand van de Floorn', zei Moftar.
Opeens voelde Elvin het steentje in zijn laars duidelijk zitten. Zou het echt waar zijn? Was de Ziener op zijn hand?
'Ik zou hem wel eens willen opzoeken', zei hij, alleen om te kijken hoe ze zouden reageren. 'Ik vond het een interessante figuur.'
'De duvel in je moeders hol', zei Moftar.
'Dank je, maar ik heb geen moeder', zei Elvin. Hij vroeg zich af hoe hij het al die jaren in Saga had kunnen uithouden. Er werd bulderend gelachen.


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision